ECLI:NL:RBDHA:2021:7156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/09/614284 / FA RK 21-4383
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg met betrekking tot een betrokkene in een zorginstelling

Op 5 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1973. De officier van justitie had verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, die eerder op 7 april 2021 was afgegeven, omdat de bestaande vormen van verplichte zorg niet langer volstonden. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden vanwege de coronamaatregelen. De arts en de officier van justitie hebben ter zitting verklaard dat insluiting en toezicht noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de betrokkene en anderen, gezien het gedrag van de betrokkene, dat als afdelingsontwrichtend werd ervaren. De betrokkene zelf heeft aangegeven dat zij zich goed voelt, maar dat zij soms moeite heeft met het reguleren van haar emoties.

De rechtbank heeft overwogen dat de voorgestelde wijziging van de zorgmachtiging, die onder andere insluiting en toezicht omvat, noodzakelijk is om de behandeling effectief te laten verlopen. De rechtbank heeft het verzoek om het beperken van bezoek als vorm van verplichte zorg afgewezen, omdat dit inherent is aan een separatie en niet als aparte maatregel in de zorgmachtiging hoeft te worden opgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde wijziging voldoet aan de criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en heeft de zorgmachtiging gewijzigd tot 7 oktober 2021. De beschikking is gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier S.B. Boekema, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/614284 / FA RK 21-4383
Datum beschikking: 05 juli 2021

Wijziging van de machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het wijzigen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te Rijswijk, Zuid-Holland.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 30 juni 2021, heeft de officier van justitie verzocht om wijziging van de zorgmachtiging, zoals die op 7 april 2021 ten aanzien van betrokkene is afgegeven.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beslissing tot het verlenen van tijdelijke verplichte zorg in een noodsituatie d.d. 23 juni 2021;
- een aanvraag tot wijziging van de zorgmachtiging van door de [zorgverantwoordelijke] ;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 29 juni 2021;
- een zorgplan van 26 februari 2021.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 05 juli 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat;
- de arts, de [zorgverantwoordelijke]
- de officier van justitie, mr. A. Baas.

Standpunten ter zitting

De arts heeft ter zitting verklaard dat in het oorspronkelijke verzoek tot zorgmachtiging ook was verzocht om insluiting als vorm van verplichte zorg. Dit is destijds echter afgewezen, met een beroep op de mogelijkheid van een noodmaatregel. Deze noodmaatregel is inmiddels toegepast. Betrokkene laat afdelingsontwrichtend gedrag zien. Ook de zucht naar middelen kan leiden naar een terugval, waardoor de opname in onvoldoende mate effectief is. Dit heeft ook eerder geleid tot het afbreken van behandelingen en opnames. De vorige behandelaars van betrokkene hebben dan ook uitdrukkelijk er op gewezen dat deze verplichte zorg vorm noodzakelijk was om de behandeling effectief te kunnen laten verlopen. Nu is separatie inderdaad noodzakelijk gebleken. Het is niet uit te sluiten dat deze vorm van zorg in de toekomst weer toegepast zal moeten worden. Daarbij is ook het uitoefenen van (camera) toezicht vereist. Daar is ook om gevraagd om als vorm van verplichte zorg toe te voegen. Separatie wordt alleen als uiterste middel ingezet. De interne klachtencommissie heeft ten aanzien van het beperken van het bezoek in een andere zaak geoordeeld dat deze vorm in een zorgmachtiging dient te worden opgenomen om het bezoek te kunnen beperken gedurende de separatie.
De officier van justitie heeft mondeling ter zitting verzocht om naast insluiting ook het uitoefenen van toezicht en het beperken van het bezoek toe te voegen als vormen van verplichte zorg. Er bestaat een reële mogelijkheid dat opnieuw insluiting zal moeten plaatsvinden, gelet op het gedrag van betrokkene op de afdeling. Het is daarnaast voorzienbaar noodzakelijk dat in een situatie van insluiting er (camera-)toezicht moet worden uitgeoefend en dat het bezoek bij separatie moet worden beperkt.
De betrokkene heeft aangegeven dat zij slechts twee keer een terugval heeft gehad in de afgelopen periode. Zij is twee keer bij een gevecht betrokken geweest, maar zij is dat niet begonnen. Dat is heel behoorlijk en de behandeling verloopt goed. Betrokkene heeft daarnaast aangegeven dat zij nieuwe persoonlijk begeleiders wil, nu zij in haar huidige begeleiders geen vertrouwen meer heeft. Zij wilde bij haar ernstige zieke vader op bezoek en deze begeleiders waren daar op tegen. Betrokkene heeft de separatie ervaren als mensonterend. Betrokkene erkent dat zij wat druk kan zijn en dat het op de afdeling uit de hand kan lopen. Zij wil dat dingen haar respectvol gevraagd worden. Zij begrijpt dat je in de separeer geen bezoek kunt ontvangen.
De advocaat van betrokkene heeft gesteld dat geen reden bestaat om insluiting toe te voegen als vorm van verplichte zorg. Insluiting bestaat voor de gevallen waarbij er repeterend zodanig gedrag wordt vertoond dat de situatie niet te handhaven is voor de veiligheid van de patiënt zelf als zijn medepatiënten. Daarvan is in dit geval geen sprake; het ging bij betrokkene om een incident en zij heeft inmiddels afgesproken dat zij naar haar kamer gaat wanneer ze geagiteerd raakt. Betrokkene heeft weliswaar een pittig karakter, maar zij vertoont geen afdelingsontwrichtend gedrag. Voorts is de situatie nu niet anders dan bij het verlenen van de zorgmachtiging. Destijds is insluiting niet als noodzakelijk beoordeeld en dit moet daarom ook nu de conclusie zijn. Mocht de rechtbank het verzoek desondanks toch toewijzen, dan verzet cliënt zich tegen het beperken van bezoek. Ingeval van insluiting is het beperken van bezoek hieraan inherent. De uitspraak van de klachtencommissie is daarnaast niet overgelegd, waardoor hieruit geen conclusies kunnen worden getrokken.

Beoordeling

Ten aanzien van betrokkene is op 7 april 2021 een zorgmachtiging afgegeven. Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, welke door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
De rechtbank overweegt hierbij als volgt. Betrokkene volgt na eerdere behandelingen elders, die niet afdoende succesvol waren, een intensieve behandeling op een afdeling, die gespecialiseerd is in de problematiek van betrokkene. Betrokkene heeft een intense persoonlijkheid, zo erkent zij ook zelf, waarbij zij regelmatig geagiteerd raakt o.a. wanneer zij wordt gecorrigeerd. Indien betrokkene boos is, lukt het niet altijd om de situatie te de-escaleren. De behandelaren en begeleiders moeten daarom de mogelijkheid hebben om over te gaan tot insluiting. Hieronder wordt niet alleen een plaatsing in een separeerruimte verstaan, maar ook het verplicht laten verblijven van betrokkene op haar kamer. Het is hierbij, gelet op de regelmatige agitatie en het gedrag van betrokkene, voorzienbaar dat opnieuw een escalatie of conflict zal ontstaan. Gezien de eerdere ervaringen van behandelaars elders en het (ook door haarzelf) beschreven gedrag van betrokkene tijdens de huidige opname moet voor de behandelaar het mogelijk zijn effectief corrigerend op te kunnen treden bij escalatie van conflicten op deze gespecialiseerde afdeling. Daarbij zal veelal volstaan kunnen worden met een time out op de eigen kamer, maar ook voor deze relatief milde vorm van gedwongen (verdere) beperking van vrijheid van beweging op de afdeling is opname van deze vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging noodzakelijk. Ingeval van een insluiting is voor de veiligheid ook het uitoefenen van toezicht noodzakelijk.
De rechtbank overweegt hierbij in het bijzonder dat zij het verzoek tot het toevoegen van het beperken van bezoek als vorm van verplichte zorg zal afwijzen.
Hiertoe is redengevend dat het om medische of veiligheidsredenen onder omstandigheden kunnen beperken van het bezoek inherent is aan een verblijf in een separeerruimte.
Het gaat hier om een prikkelarme omgeving, waar iemand voor de eigen veiligheid of die van anderen tijdelijk verblijft. Meestal heeft iemand de controle over zichzelf verloren, is niet meer voor rede vatbaar, dan wel is het gedrag zodanig ontregelend voor de andere patiënten dat ook hun behandeling en veiligheid(sgevoel) er onder lijden.
Separatie in een separeerverblijf zal alleen ingezet worden, wanneer alle andere de-escalerende middelen niet effectief zijn om de gevaarlijke situatie op te heffen. Dit is ook door de behandelaar ter zitting te kennen gegeven.
In een dergelijke geëscaleerde situatie is dan naar het oordeel van de rechtbank niet vereist om het beperken van het bezoek als aparte vorm van gedwongen zorg in de zorgmachtiging opgenomen te hebben.
Dit kan onder omstandigheden anders zijn, wanneer het gaat om meer langdurige separatie, maar daarvan is hier niet gebleken.
Bij een korte separatie op het toppunt van de crisis zou het inzetten van de separeer als uiterste middel om de situatie weer beheersbaar te maken en de behandeling zo snel mogelijk weer op de afdeling voort te kunnen zetten door het toelaten van bezoek onder die omstandigheden niet alleen onveilig zijn, maar ook contra-productief in het zoveel mogelijk bekorten van de duur van het verblijf in de separeer.
Betrokkene zelf gaf ook te kennen daarvoor begrip te hebben.
De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat andere accommodaties niet automatisch bij de vorm insluiten de vorm beperken van bezoek toevoegen. Kennelijk bestaat er dus geen consensus over binnen de beroepsgroep. Volgens de behandelaar heeft een interne klachtencommissie binnen [verblijfplaats] anders geoordeeld, maar de rechtbank is niet met deze uitspraak, de specifieke omstandigheden die daar een rol speelden en de gronden bekend.
Mogelijk ging het daar om langduriger verblijf in de separeer, waarbij het ontzeggen van bezoek gedurende langere tijd bezwaarlijk kan zijn en toetsing door een rechter gewenst. Beroep bij de rechtbank was niet ingesteld, aldus de behandelaar.
Teneinde de noodsituatie af te wenden heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene.
Betrokkene verzet zich tegen deze aanvullende vormen van verplichte zorg. Hoewel betrokkene het relatief goed doet gedurende haar opname, wordt zij in haar behandelbereidheid soms beperkt door haar zucht naar middelen en problemen met het reguleren van haar emoties en agressie. Gedurende deze momenten is zij niet of slechts in verminderde mate voor rede vatbaar en verzet zij zich tegen de noodzakelijke zorg.
Gebleken is echter dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief en veilig. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen voor de resterende duur van de zorgmachtiging, te weten: tot 7 oktober 2021, aldus dat de vormen van verplichte zorg worden uitgebreid met:
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht tijdens het insluiten op betrokkene.

Beslissing

De rechtbank:
wijzigt de op 7 april 2021 verleende zorgmachtiging ten aanzien van:

[de vrouw] ,

geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht tijdens het insluiten op betrokkene;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 oktober 2021;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door mr. S.B. Boekema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 05 juli 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 juli 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.