ECLI:NL:RBDHA:2021:7164
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Verdeling van een woning na echtscheiding met betrekking tot hypothecaire lening en eigenaarslasten
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om de verdeling van een woning en garage na de echtscheiding van partijen. De mondelinge uitspraak vond plaats op 24 juni 2021, waarbij de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststelde. De eiseres en gedaagde, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, dienden hun vorderingen in. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de mogelijkheid kreeg om binnen twee weken een offerte van een bank of hypotheekadviseur te overleggen, waaruit zou blijken dat hij in staat was de woning te financieren. Indien dit niet zou lukken, zou de woning en garage verkocht moeten worden aan een derde partij. De rechtbank bepaalde ook dat de kosten van de taxatie en verkoop door beide partijen gedeeld moesten worden.
De rechtbank behandelde ook de vorderingen van partijen met betrekking tot de hypothecaire lening en de eigenaarslasten. De gedaagde had de hypotheek en de levensverzekering op zijn naam staan en de rechtbank oordeelde dat hij deze lasten moest overnemen. De eiseres vorderde een gebruiksvergoeding voor de periode dat de gedaagde in de woning woonde, maar de rechtbank wees deze vordering af, omdat de gedaagde alle eigenaarslasten had betaald. De rechtbank concludeerde dat de overwaarde van de woning en garage gelijkelijk verdeeld moest worden, en dat de gedaagde de kosten van de makelaar en notaris zou moeten betalen bij de verkoop.
De uitspraak werd gedaan met compensatie van proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken tussen ex-partners over de verdeling van gezamenlijke bezittingen en schulden na een scheiding.