ECLI:NL:RBDHA:2021:7164

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/09/600445 / HA ZA 20-969
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een woning na echtscheiding met betrekking tot hypothecaire lening en eigenaarslasten

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om de verdeling van een woning en garage na de echtscheiding van partijen. De mondelinge uitspraak vond plaats op 24 juni 2021, waarbij de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststelde. De eiseres en gedaagde, beiden vertegenwoordigd door hun advocaten, dienden hun vorderingen in. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde de mogelijkheid kreeg om binnen twee weken een offerte van een bank of hypotheekadviseur te overleggen, waaruit zou blijken dat hij in staat was de woning te financieren. Indien dit niet zou lukken, zou de woning en garage verkocht moeten worden aan een derde partij. De rechtbank bepaalde ook dat de kosten van de taxatie en verkoop door beide partijen gedeeld moesten worden.

De rechtbank behandelde ook de vorderingen van partijen met betrekking tot de hypothecaire lening en de eigenaarslasten. De gedaagde had de hypotheek en de levensverzekering op zijn naam staan en de rechtbank oordeelde dat hij deze lasten moest overnemen. De eiseres vorderde een gebruiksvergoeding voor de periode dat de gedaagde in de woning woonde, maar de rechtbank wees deze vordering af, omdat de gedaagde alle eigenaarslasten had betaald. De rechtbank concludeerde dat de overwaarde van de woning en garage gelijkelijk verdeeld moest worden, en dat de gedaagde de kosten van de makelaar en notaris zou moeten betalen bij de verkoop.

De uitspraak werd gedaan met compensatie van proceskosten, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken tussen ex-partners over de verdeling van gezamenlijke bezittingen en schulden na een scheiding.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK [woonplaats 2]

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/600445 / HA ZA 20-969
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 24 juni 2021
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. D.D.S. Doelam te [woonplaats 2] ,
tegen
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. W.N. Sardjoe te [woonplaats 2] .
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 september 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende eisvermeerdering in reconventie;
- het tussenvonnis van 24 februari 2021, waarbij is bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden;
- de mondelinge behandeling op 24 juni 2021, waarbij zijn verschenen [eiseres] , bijgestaan door de advocaat voornoemd en [gedaagde] bijgestaan door de advocaat voornoemd.
1.2.
De rechtbank heeft na een schorsing van de zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Met instemming van partijen is geen afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt van het verhandelde ter zitting.

2.De beslissing in conventie en in reconventie

2.1.
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen als volgt vast:
2.2.
[gedaagde] wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na heden een offerte van een bank dan wel een brief van een hypotheekadviseur aan [eiseres] te laten zien waarin staat wat hij maximaal kan lenen;
2.3.
indien uit de offerte dan wel de brief volgt dat [gedaagde] waarschijnlijk in staat zal zijn de woning van partijen aan [adres] te [woonplaats 2] (hierna de woning) en de garage aan de [adres 2] te [woonplaats 2] (hierna de garage) te financieren, zullen partijen tezamen opdracht geven aan [makelaar] te [woonplaats 2] (hierna de makelaar) om de woning en de garage te taxeren. De makelaar stelt de actuele vrije verkoopwaarde bindend vast. Beide partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld bij de taxatie aanwezig te zijn. Partijen dragen ieder de helft van de kosten van de taxatie.
2.4.
de woning en de garage worden toegedeeld aan [gedaagde] , onder de opschortende voorwaarde dat hij binnen twee maanden na het verstrekken van de offerte dan wel de brief als bedoeld onder 2.1. aan [eiseres] aantoont dat hij in staat is (i) de volledige eigendom van de woning te verkrijgen en (ii) [eiseres] te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypotheek.
2.5.
indien aan de hiervoor onder 2.4. (i) en (ii) genoemde voorwaarden wordt voldaan, zal [eiseres] haar aandeel in de woning en de garage zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen één maand overdragen aan [gedaagde] . [eiseres] verkrijgt hierdoor een vordering uit hoofde van overbedeling op [gedaagde] die als volgt wordt berekend. Op de vastgestelde taxatiewaarde wordt de actuele waarde van de hypotheek schuld in mindering gebracht. De vordering van [eiseres] op [gedaagde] bedraagt de helft van het aldus berekende bedrag, vermeerderd met een bedrag van € 1.441,90 in verband met de afgesloten kapitaalverzekering.
Dit bedrag moet [gedaagde] ten tijde van de levering van het aandeel van [eiseres] in de woning en de garage aan haar voldoen. [gedaagde] moet de kosten van de levering van (het aandeel van [eiseres] in) de woning en de garage aan [gedaagde] betalen.
2.6.
indien [gedaagde] de offerte dan wel de brief niet binnen de onder 2.2. gestelde termijn heeft overgelegd dan wel uit de offerte dan wel de brief volgt dat [gedaagde] de woning niet zal kunnen financieren óf indien niet aan de hiervoor onder 2.4. (i) en (ii) genoemde voorwaarden wordt voldaan, zal de woning en de garage worden verkocht en geleverd aan een derde, waartoe partijen gezamenlijk binnen twee weken een verkoopopdracht zullen verstrekken aan de makelaar. Deze opdracht zal inhouden dat de makelaar, tegen het in de branche gebruikelijke tarief en tegen de in branche gebruikelijke voorwaarden, de vraagprijs en de laatprijs van de woning en de garage bindend zal vaststellen en alle overige werkzaamheden in het kader van de verkoop van de woning en de garage zal verrichten.
2.7.
partijen verplichten zich de makelaar alle medewerking te verlenen die nodig is voor de verkoop van de woning en de garage, waaronder maar niet beperkt tot het opruimen van de woning en de garage voor het maken van foto’s en het bezichtigen van de woning en de garage door potentiële kopers.
2.8.
partijen stemmen zo snel als mogelijk in met een op de woning en de garage uitgebracht bod als dit ten minste gelijk is aan de door de makelaar bindend vastgestelde laatprijs. Zij ondertekenen binnen vijf dagen na het verzoek hiertoe van de makelaar de koopovereenkomst waarin dit wordt vastgelegd. En zij tekenen op de in de koopovereenkomst vastgestelde leveringsdatum de leveringsakte. De levering zal minimaal drie maanden na het verstrekken van de verkoopopdracht aan de makelaar plaatsvinden, tenzij partijen anders overeenkomen.
2.9.
Partijen dragen ieder de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering.
2.10.
Partijen zullen de hypothecaire geldlening op het moment dat de woning en de garage aan een derde wordt geleverd aflossen uit de verkoopopbrengst van de woning en de garage. Het alsdan resterende bedrag zal bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
2.11.
Van de kapitaalverzekering die tot uitkering komt bij levering van de woning en de garage aan een derde zal een bedrag van € 1.441, 90 worden uitgekeerd aan [eiseres] en het restant aan [gedaagde] .
2.12.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.13.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodanig dat elke partij de eigen proceskosten draagt;
2.14.
wijst af het meer of anders gevorderde.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie

3.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen zodanig met elkaar samen dat de rechtbank ze gezamenlijk zal behandelen.
verdeling woning en garage
3.2.
Partijen hebben de woning en de garage nog in gemeenschappelijk eigendom en willen dat deze worden verdeeld.
3.3.
Partijen hebben de woning en de garage gezamenlijk gekocht, zijn gescheiden, [gedaagde] is in 2013 in de woning gaan wonen en thans moeten de woning en de garage worden verdeeld. Bij deze gang van zaken hoort als peildatum voor de waardering van de woning en de garage de datum van de feitelijke verdeling. Bij levering van de woning en de garage aan [gedaagde] is dit de taxatiewaarde en bij levering van de woning en de garage aan een derde is dat de verkoopprijs. De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van [gedaagde] dat als verdelingsdatum voor de woning en de garage 7 maart 2013 moet worden genomen, de dag dat de echtscheidsbeschikking van partijen is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Hij heeft niet voldoende toegelicht dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt en dit is ook anderszins niet gebleken. Integendeel: in het kort geding vonnis van 22 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter als feit vastgesteld dat partijen gezamenlijk eigenaar zijn van de woning en aansprakelijk zijn voor de afgesloten hypothecaire geldlening. [eiseres] heeft in die procedure gesteld dat [gedaagde] aan haar rekening en verantwoording moet afleggen over de woning. Kennelijk heeft [gedaagde] in die procedure niet aangevoerd dat partijen al in 2013 een afspraak hadden gemaakt over de verdeling van de woning en de garage, want dan was hiervan wel melding gemaakt in deze procedure. Ook de omstandigheid dat [gedaagde] vanaf 2013 de lasten voor de woning heeft betaald, maakt niet dat daarom de waarde moet worden genomen per 7 maart 2013. Dat [gedaagde] ze betaalde betekende immers niet dat [eiseres] er niet meer aansprakelijk voor was.
De stellingen van [gedaagde] kunnen evenmin tot het oordeel leiden dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen onverkorte toepassing van de hoofdregel.
3.4.
[gedaagde] vordert toedeling van de woning en de garage aan zichzelf, mits hij dit kan financieren. De rechtbank ziet geen grond voor een afwijzing van dit gedeelte van de vordering van [gedaagde] . Hij woont immers sinds 2013 in de woning.
De rechtbank heeft in het dictum bepaald op welke wijze kan worden vastgesteld of [gedaagde] in staat is de woning over te nemen en [eiseres] uit de hoofdelijkheid te ontslaan. [gedaagde] heeft hiervoor een termijn gevraagd van vier maanden. De door de rechtbank gestelde termijnen tellen bij elkaar op tot deze termijn.
Voor het geval dat het [gedaagde] niet mocht lukken binnen de gestelde termijn het aandeel van [eiseres] in de woning over te nemen, dan heeft de rechtbank tevens in het dictum bepaald dat de woning moet worden verkocht en op welke wijze.
toedeling schulden en vorderingen aan [gedaagde]
3.5.
Naast toedeling van de woning en de garage vordert [gedaagde] ook toedeling van de hypotheek, de levensverzekering en een Interbank schuld aan hem, tegen bepaling dat [eiseres] aan hem een bedrag moet betalen van € 16.308 uit hoofde van overbedeling.
3.6.
Voor wat betreft de hypothecaire lening heeft de rechtbank bepaald dat [gedaagde] bij toewijzing van de woning aan hem, deze lening dient over te nemen met ontslag van [eiseres] uit de hoofdelijkheid. Indien de woning aan een derde wordt verkocht, zal de hypothecaire schuld uit de koopsom moeten worden afgelost.
3.7.
Voor wat betreft de kapitaalverzekering zal deze worden meegerekend voor de bepaling van de hoogte van de overwaarde, zoals [gedaagde] heeft gevorderd.
[gedaagde] heeft gesteld dat de levensverzekering sinds 2013 alleen op zijn naam staat en dat hij vanaf 2013 de premies voor de levensverzekering heeft bepaald. Gelet hierop is het redelijk dat ook de waardestijging van de levensverzekering vanaf 2013 alleen voor [gedaagde] is. Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de levensverzekering in 2013 € 2.883,79 bedroeg. Dit bedrag zal bij de bepaling van de overwaarde worden meegenomen.
3.8.
Voor wat betreft de Interbank schuld verwijst de rechtbank voor het overige naar het gestelde onder 3.14.
eigenaarslasten woning en gebruiksvergoeding
3.9.
Voor het geval dat de rechtbank oordeelt dat een latere peildatum moet worden genomen dan 7 maart 2013, vordert [gedaagde] de door hem over de periode vanaf 2013 voor de woning betaalde eigenaarslasten.
3.10.
[eiseres] vordert op haar beurt een gebruiksvergoeding van [gedaagde] in de vorm van huurinkomsten voor de periode vanaf 1 januari 2013. De woning was in die periode niet verhuurd. [gedaagde] woonde er. Partijen hebben wellicht destijds de afspraak gemaakt dat de woning zou worden verhuurd, maar [eiseres] wist of kon al vanaf 2013 weten dat dit niet gebeurde. Als ze het anders had gewild, had zij op dit punt actie moeten ondernemen. Bovendien is het maar zeer de vraag of de hypotheekvoorwaarden van partijen verhuur van de woning toelieten. Voor een gebruiksvergoeding op basis van huurinkomsten, ziet de rechtbank dan ook geen grond.
3.11.
Verder betaalt [gedaagde] vanaf 2013 alle eigenaarslasten van de woning en de garage, en woont hij er vanaf 2013, zonder het betalen van een gebruiksvergoeding. De rechtbank vindt dit tussen partijen een redelijke regeling: [gedaagde] betaalt de kosten voor de woning, maar betaalt in ruil daarvoor geen gebruiksvergoeding. De vorderingen van partijen op dit punt zijn dan ook over en weer afgewezen.
3.12.
[eiseres] vordert ook nog betaling van huurinkomsten over de periode 4 januari 2011 tot en met december 2012. [gedaagde] heeft de huurinkomsten uit de woning in deze periode voor de inschrijving van de echtscheiding achtergehouden en moet deze dan ook helemaal aan [eiseres] betalen, aldus [eiseres] . [gedaagde] heeft bestreden dat de woning in deze periode was verhuurd en heeft gesteld dat gekeken moet worden naar de vermogenspositie van partijen op 7 maart 2013, de datum van de inschrijving van de echtscheiding.
Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat voor de verdeling van vermogen van de huwelijksgemeenschap moet worden gekeken naar de peildatum. Dat was 7 maart 2013. [eiseres] heeft niet gesteld noch is anderszins gebleken dat partijen op dat moment nog beschikten over saldo op bankrekeningen of contant geld. Relevant is wat partijen aan bezittingen hadden per de peildatum. Als het geld er toen niet meer was, wordt het geacht binnen de gemeenschap te zijn uitgegeven. Voor het oordeel dat [gedaagde] hierbij geld heeft achterover gedrukt, waardoor hij het aan [eiseres] moet vergoeden, is, gelet op de omstandigheid dat [eiseres] er niet eerder naar heeft gevraagd, meer nodig dan de enkele stelling dat hij het tot 2021 niet heeft opgegeven. Ook dit gedeelte van de vordering van [eiseres] is dan ook afgewezen.
overwaarde
3.13.
[eiseres] vordert dat de overwaarde van de woning en de garage bij helfte wordt verdeeld. De rechtbank heeft dit gedeelte van haar vordering toegewezen, waarbij zij heeft bepaald dat de overwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde van de woning of de verkoopopbrengst vermeerderd met het bedrag van de kapitaalverzekering van € 2.883,79 en verminderd met het bedrag van de hypothecaire lening. De vorderingen van [gedaagde] inhoudende dat nog met andere bedragen rekening moet worden gehouden, heeft de rechtbank afgewezen.
verdeling schuld Interbank
3.14.
[gedaagde] vordert toedeling van deze schuld aan zichzelf en [eiseres] vordert dat deze schuld in de verdeling wordt betrokken. In de periode voor de echtscheiding heeft [gedaagde] een bedrag van € 15.000 geleend bij Interbank. Dit betekent dat uitgangspunt is dat deze schuld in de huwelijksgemeenschap valt. Dit bedrag is nog niet terugbetaald en beide partijen zijn hiervoor richting Interbank aansprakelijk. Een schuld in een gemeenschap kan niet worden verdeeld, zodat de rechtbank de vordering van [gedaagde] op dit punt heeft afgewezen.
3.15.
De vordering van [eiseres] op dit punt komt erop neer dat ze niet mee wil betalen aan de aflossing van deze schuld en de betaling van de daarover verschuldigde rente, maar vindt dat [gedaagde] het geleende bedrag van € 15.000 aan haar moet betalen. Haar motivatie is dat [gedaagde] de lening heeft afgesloten toen partijen al uit elkaar waren en dat zij niet weet wat [gedaagde] met het bedrag dat hij heeft geleend heeft gedaan en zij er in ieder geval nooit voordeel van heeft gehad. De rechtbank ziet geen grond voor toewijzing van de vordering van [eiseres] tot betaling door [gedaagde] aan haar van een bedrag van € 15.000. [eiseres] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit bedrag er nog was op de peildatum, op dat moment nog moest worden verdeeld en is verzwegen.
3.16.
Bij de stellingen van [eiseres] past meer een oordeel dat in de onderlinge verhouding tussen [eiseres] en [gedaagde] heeft te gelden dat [eiseres] niet mede aansprakelijk is voor de vordering, maar dat [gedaagde] deze moet aflossen. Voor de toewijzing van deze vordering heeft [eiseres] echter te weinig gesteld. Het is voor de rechtbank onvoldoende duidelijk wat zich in de periode voor het huwelijk precies heeft afgespeeld voor wat betreft de financiën van partijen en hun betalingen over en weer. En de omstandigheid dat [gedaagde] bij het gerechtshof heeft toegezegd de aflossingen te betalen is onvoldoende omdat op basis daarvan niet kan worden geoordeeld dat partijen op dit punt een overeenkomst hebben gesloten waaraan [eiseres] [gedaagde] onder alle omstandigheden kan houden. Ook dit gedeelte van de vordering van [eiseres] heeft de rechtbank dan ook afgewezen.
vervangende toestemming
3.17.
[eiseres] heeft haar vordering onder IV. van de dagvaarding tijdens de zitting ingetrokken, zodat de rechtbank deze niet meer hoeft te beoordelen. Hetzelfde geldt voor de vordering van [gedaagde] onder 4.
proceskosten
3.18.
In het feit dat partijen ex-partners zijn, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank ziet geen aanleiding om [eiseres] dan wel [gedaagde] in de (reële) proceskosten te veroordelen. Dit kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden, maar daarvan is in deze procedure geen sprake.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 29 juni 2021.
WAARVAN PROCES-VERBAAL