Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit bezittende persoon, zijn asielaanvraag had ingediend op 11 maart 2020. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van het besluit van 3 juni 2020, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting.
De eiser heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk geen adequate opvang heeft gehad en vreest dat hij bij terugkeer naar Frankrijk opnieuw geen toegang zal hebben tot opvang. Hij stelt dat er geen concreet zicht is op een tijdige overdracht van zijn asielaanvraag naar Frankrijk, en dat verweerder daarom de aanvraag in behandeling moet nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat Frankrijk terecht als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen, en dat er geen bezwaren zijn tegen de overdracht aan Frankrijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Franse autoriteiten hebben toegezegd de asielaanvraag van eiser te behandelen, en dat eiser niet heeft aangetoond dat Frankrijk zijn verplichtingen niet zal nakomen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat bij dreigende schending van mensenrechten, de eiser kan klagen bij de Franse autoriteiten, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overdracht onevenredig hard zouden maken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.