2.4Ten aanzien van de 3 ernstigste overtredingen heeft verweerder verzoekster bij brief van 9 november 2020 aangekondigd dat het voornemen bestaat lasten onder dwangsom op te leggen. Het betreft:
1. De procedure voor de planning van wijzigingen wordt onvoldoende toegepast.
2. In pompplaats 25 zijn meerdere niet fire-safe afsluiters en niet gefireproofte supports aanwezig binnen de kritische kW/m2 contouren.
3. Verzoekster heeft niet kunnen aantonen dat het geformuleerde preventiebeleid voor zware ongevallen met het veiligheidsbeheerssysteem adequaat wordt uitgevoerd.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder verzoekster 3 lasten onder dwangsom opgelegd, te weten:
1. verzoekster dient binnen drie maanden nadat deze beschikking in werking treedt blijvend te voldoen aan het gestelde in artikel 7, zesde lid, van het Brzo 2015, juncto bijlage III onder b, sub iv van de Richtlijn door bovenstaande maatregel, genoemd onder punt 1 van de te nemen maatregelen uit te voeren (last 1).
Als verzoekster niet voldoet aan het onder 1 gestelde, verbeurt zij een dwangsom van
€ 10.000,- (tienduizend euro) keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan het bovenstaande tot een maximum van € 30.000,- (dertigduizend euro). Per etmaal kan maximaal één constatering plaatsvinden
2. verzoekster dient binnen drie maanden nadat deze beschikking in werking treedt, blijvend te voldoen aan het gestelde in artikel 5, eerste lid van het Brzo 2015 en voorschrift 5.2.9 van de omgevingsvergunning d.d. 13 december 2019 door bovenstaande maatregel, genoemd onder punt 2 van de te nemen maatregelen, uit te voeren (last 2).
Als verzoekster niet voldoet aan het onder 2. gestelde, verbeurt zij een dwangsom van
€ 25.000,- (vijfentwintigduizend euro) per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan het bovenstaande tot een maximum van € 75.000,- (vijfenzeventigduizend euro). Per etmaal kan maximaal één constatering plaatsvinden.
3. verzoekster dient binnen drie maanden nadat deze beschikking in werking treedt, blijvend te voldoen aan het gestelde in artikel 7, zesde lid, van het Brzo 2015 door bovenstaande maatregel, genoemd onder punt 3 van de te nemen maatregelen, uit te voeren (last 3).
Als verzoekster niet voldoet aan het onder 3. gestelde, verbeurt zij een dwangsom van
€ 10.000,- (tienduizend euro) per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan het bovenstaande tot een maximum van € 30.000,- (dertigduizend euro). Per etmaal kan maximaal één constatering plaatsvinden.
4. Verzoekster voert aan dat zij niet tijdig kan voldoen aan de begunstigingstermijn die wordt gesteld voor het aanbrengen van fireproofing aan supports. Voor zover last 2 ziet op het aanbrengen van fire safe afsluiters meent zij dat geen sprake is van een overtreding.
Voor de lasten 1 en 3 geldt dat niet voldoende concreet volgt uit deze lasten wat zij moet doen om verbeurte van dwangsommen te voorkomen en is dus ook niet in te schatten of zij reeds voldoet of niet en of de gestelde begunstigingstermijn dan voldoende lang is.
5. Verweerder heeft meegedeeld niet bereid te zijn om de begunstigingstermijn, die op 1 juni 2021 is verstreken, te verlengen. Op 1 en 2 juni 2021 heeft een eerste controle bij de inrichting van verzoekster plaatsgevonden. Verweerder heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat nu verzoekster in ieder geval reeds op 2 september 2020 op de hoogte was van de geconstateerde overtredingen, reeds op 9 november 2020 op de hoogte gesteld is dat ook daadwerkelijk handhavend opgetreden zal gaan worden en welke termijnen daaraan verbonden zullen worden, verzoekster geen zienswijze heeft ingediend, zij pas vijf weken na de opgelegde last onder dwangsom een pro forma bezwaarschrift heeft ingediend met het verzoek om uitstel van het indienen van de gronden indient en uiteindelijk pas op 27 mei 2021 de bewaargronden heeft aangevuld en een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend, verzoekster in alle redelijkheid geen beroep op een spoedeisend belang meer kan doen.