ECLI:NL:RBDHA:2021:7361

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
NL20.6907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid van seksuele geaardheid en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Ethiopische vrouw, heeft een asielaanvraag ingediend op basis van haar seksuele geaardheid, waarbij zij stelt dat zij lesbisch is en daardoor problemen ondervindt in Ethiopië. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eerder een asielaanvraag had ingediend die niet in behandeling werd genomen en dat zij zich gedurende anderhalf jaar aan het toezicht heeft onttrokken. Dit heeft de geloofwaardigheid van haar verklaringen aangetast. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar acceptatieproces van haar seksuele geaardheid en dat haar verklaringen over haar relaties met andere vrouwen te summier waren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.6907

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam] , eiseres

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.M.J. van Zantvoort),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

ProcesverloopBij besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G.B. Hailu.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1994 en de Ethiopische nationaliteit te bezitten.
2. Op 22 oktober 2015 heeft eiseres voor het eerst een asielaanvraag in Nederland ingediend. Deze aanvraag is bij besluit van 14 april 2016 niet in behandeling genomen. Dat besluit staat in rechte vast met de uitspraak van de Afdeling [1] van 13 januari 2017 [2] . Op 2 maart 2017 is eiseres met onbekende bestemming vertrokken.
3. Op 16 augustus 2018 heeft eiseres de onderhavige asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij lesbisch is en daardoor problemen heeft ondervonden in Ethiopië.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw [3] . Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder acht de door eiseres gestelde seksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig.
5. Op wat eiseres daartegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Visum
6. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden dat eiseres tot 28 september 2015 in Ethiopië heeft verbleven, omdat zij in het bezit was van een Zwitsers visum dat geldig was van 19 juni 2015 tot 17 september 2015 en zij voor het afgeven van haar vingerafdrukken voor het visum in Libanon moet zijn geweest. Uit informatie van VFS.global [4] blijkt namelijk dat het vereist is om in persoon te verschijnen bij een visumaanvraag. De door eiseres overgelegde informatie over corruptie in Libanon in het algemeen leidt niet tot de conclusie dat eiseres, in tegenstelling tot de informatie van VFS.global, niet in persoon heeft hoeven te verschijnen voor het verkrijgen van haar visum. Verweerder heeft kunnen overwegen dat het verzwijgen van het verblijf in Libanon afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen over de gebeurtenissen tijdens het verblijf in Ethiopië.
Onttrekken aan het toezicht
7. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiseres zich gedurende anderhalf jaar bewust aan het toezicht heeft onttrokken en dat dit afbreuk doet aan de gestelde problemen en de behoefte aan internationale bescherming. Dat eiseres stelt dat zij in deze periode wilde trouwen met haar toenmalige vriendin en wel direct om internationale bescherming heeft verzocht, maakt dat niet anders.
Onjuiste geboortedatum
8. Verweerder heeft ook niet ten onrechte tegengeworpen dat de verklaringen over leeftijdsgebonden gebeurtenissen inboeten op geloofwaardigheid, omdat eiseres tegenstrijdige verklaringen over haar leeftijd heeft afgelegd. Dat eiseres van haar reisagent een paspoort heeft gekregen met daarin een onjuiste geboortedatum en dit op advies van de reisagent heeft gebruikt tijdens de procedure, laat onverlet dat eiseres een eigen verantwoordelijkheid heeft om correcte personalia door te geven bij haar asielaanvraag. Anders dan eiseres meent, volgt uit paragraaf C1/4.4.2 van de Vc [5] dat verweerder dergelijke omstandigheden mag betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling.
Seksuele geaardheid
9. Bij de beoordeling van de asielaanvraag heeft verweerder Werkinstructie 2019/17 gehanteerd. Bij deze werkinstructie speelt het persoonlijk verhaal een doorslaggevende rol, waaronder het proces van ontdekking van de gerichtheid (bewustwording en zelfacceptatie) en de manier waarop de vreemdeling daarmee zegt te zijn omgegaan. Verweerder houdt bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het persoonlijke verhaal van de betreffende vreemdeling rekening met zijn referentiekader waaronder het opleidingsniveau, de leeftijdsfase, de culturele achtergrond en de afkomst. Niet is gebleken dat verweerder in dit geval onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres.
10. Verweerder heeft niet ten onrechte de gestelde lesbische geaardheid van eiseres en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig bevonden. Hierbij heeft verweerder onder andere de volgende punten kunnen betrekken.
11. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres oppervlakkig en onvoldoende heeft verklaard over het omgaan met en het accepteren van haar gestelde seksuele geaardheid. Niet ten onrechte heeft verweerder overwogen dat eiseres geen inzicht heeft gegeven in de ontwikkeling van het acceptatieproces dat volgens eiseres jaren heeft geduurd. De verklaringen van eiseres over de gesprekken die zij met [Naam 2] heeft gevoerd, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Uit hetgeen eiseres over deze gesprekken heeft verklaard, blijkt namelijk niet voldoende wat zij hebben besproken en hoe deze gesprekken vervolgens eiseres hebben geholpen. Ook de verklaringen over het COC heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden, nu eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de bijeenkomsten van het COC haar hebben geholpen met haar acceptatieproces.
12. De verklaringen van eiseres over haar gestelde vriendinnen [Vriendin 1] , [Vriendin 2] en [Vriendin 3] heeft verweerder summier mogen achten. Eiseres heeft slechts oppervlakkig verklaard over wat haar aantrok aan deze vriendinnen. Zo omschrijft zij [Vriendin 1] onder andere als ‘leuk’, ‘lief’ en ‘heel begripvol’. Ook de karaktereigenschappen van [Vriendin 2] heeft zij omschreven met algemene termen. Verweerder heeft van eiseres mogen verwachten dat zij meer zou kunnen vertellen over het karakter van [Vriendin 1] en [Vriendin 2] , wat haar aantrok aan hen en hoe zij haar eigen gevoelens jegens hen heeft ervaren. Verweerder heeft ook kunnen overwegen dat eiseres onvoldoende heeft verklaard over de ontwikkeling van haar tweejarige relatie met [Vriendin 2] . Eiseres heeft slechts een aantal activiteiten genoemd die zij samen hebben gedaan. Gelet op de wens van eiseres om met [Vriendin 2] te trouwen, heeft verweerder meer verklaringen over de relatie van eiseres kunnen verlangen. Verder heeft verweerder ten aanzien van de relatie in Nederland met een vrouw met de bijnaam ‘[Vriendin 3]’ kunnen overwegen dat de verklaringen van eiseres hierover niet overtuigend zijn. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eiseres ook deze vrouw met algemene termen beschrijft en dat eiseres de naam van [Vriendin 3] niet kent.
13. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat de verklaring van eiseres dat zij een teruggetrokken leven leidde niet strookt met de omstandigheid dat zij regelmatig uitging in de naar eigen zeggen druk bezochte club Mimo in Addis Abeba. Dat eiseres zich niet hoefde te registreren voor club Mimo, maakt dat niet anders. Verweerder heeft in dat kader in het verweerschrift niet ten onrechte erop gewezen dat de kans aanwezig was dat eiseres in deze druk bezochte club herkend zou worden door bekenden. Voorts is niet betwist dat eiseres geen directe problemen heeft ondervonden gedurende de drie jaren tot aan haar vertrek uit Ethiopië. Dat eiseres eenmaal is achtervolgd door een man en zonder nadere onderbouwing vermoedt dat deze man door haar familie is gestuurd, heeft verweerder niet hoeven volgen.
14. Eiseres wordt niet gevolgd in haar stelling dat verweerder blijk heeft gegeven van grote achterdocht waarmee naar het relaas van eiseres zou zijn gekeken door tegen te werpen dat de kennis van de term ‘zeega’ kan zijn verkregen via openbare bronnen. Niet betwist is dat de term ‘zeega’ wordt genoemd in openbare bronnen. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat niet kan worden uitgesloten dat eiseres haar kennis van die term daaruit heeft verkregen en dat om die reden geen doorslaggevende waarde hieraan wordt gehecht.
15. De stelling dat verweerder meer gewicht moet toekennen aan verklaringen van derden en haar lidmaatschap van het COC onderschrijft de rechtbank in dit geval niet. Eiseres dient allereerst door middel van eigen verklaringen haar gestelde gerichtheid aannemelijk te maken. De twee verklaringen van medewerkers van het COC – waarin staat dat eiseres lid is van het COC en bijeenkomsten bezoekt – dragen hier niet aan bij, aangezien hiermee de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres niet wordt weerlegd en het bijwonen van bijeenkomsten en het lidmaatschap van het COC als zodanig geen bewijs levert van de gestelde geaardheid.
Oromo afkomst en kritiek op de Ethiopische overheid
16. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij vanwege haar Oromo afkomst en de door haar geuite kritiek op de Ethiopische overheid niet kan terugkeren naar haar land van herkomst. Op de door eiseres overgelegde uitdraai van een Facebookprofiel staat een andere naam vermeld dan de naam van eiseres. Daarnaast zijn geen berichten overgelegd waaruit blijkt dat eiseres in het openbaar kritiek heeft geuit op de Ethiopische overheid. Eiseres heeft verder niet voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aannemelijk maken dat het voor haar, enkel vanwege haar Oromo-afkomst, gevaarlijk is om terug te keren naar Ethiopië.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid vanmr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Zaaknummer 201604102/1/V3.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.https://www.vfsglobal.ch/switzerland/lebanon.html.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.