ECLI:NL:RBDHA:2021:7362

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21/1962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het verzoeker betreft een aanvraag tot uitstel van vertrek, die eerder op 25 maart 2021 door de staatssecretaris was afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. In dit geval is het verzoek ingediend terwijl er nog bezwaar aanhangig was, maar op 4 mei 2021 is er een beslissing op bezwaar genomen waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard. Verzoeker heeft echter geen beroepschrift ingediend tegen deze beslissing, wat betekent dat het connexiteitsvereiste, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, niet meer wordt voldaan.

Hierdoor heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/1962

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is (connexiteitsvereiste).
3. Het verzoek is ingediend hangende bezwaar. Inmiddels is op 4 mei 2021 een beslissing genomen op bezwaar waarin het bezwaar van verzoeker ongegrond is verklaard.
4. Verzoeker heeft geen beroepschrift ingediend tegen deze beslissing op bezwaar zoals bedoeld in artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb. Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening evenmin ingetrokken.
5. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige
voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, op 8 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.