Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser], eiser
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv), welke op 17 juli 2019 door de staatssecretaris was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 10 februari 2020 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 juni 2021 is de eiser niet verschenen, maar de staatssecretaris was vertegenwoordigd door een gemachtigde. Tijdens deze zitting werd medegedeeld dat aan de eiser inmiddels een mvv was verleend, waardoor de rechtbank de behandeling van het beroep aanhield.
De rechtbank heeft de eiser op 4 juni 2021 schriftelijk gevraagd om haar standpunt over het bestaan van procesbelang kenbaar te maken, waarop de eiser heeft gereageerd. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen belang meer had bij de behandeling van het beroep, aangezien de mvv inmiddels was verleend. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in een gunstigere positie kon geraken door het beroep, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen ontvingen een afschrift van de beslissing.