ECLI:NL:RBDHA:2021:7397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
20/6181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en toetsing aan artikel 8 EVRM in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een terugkeerbesluit dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser is opgelegd. Eiser, een Guineese nationaliteitdrager, had beroep ingesteld tegen het besluit van 20 juli 2020, waarin hem werd opgedragen Nederland binnen 28 dagen te verlaten. Eiser voerde aan dat hij door de coronamaatregelen niet aan deze termijn kon voldoen en dat het besluit in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat hij een vriendin en twee kinderen met een verblijfsstatus in Nederland heeft.

De rechtbank overwoog dat eiser ten tijde van het bestreden besluit geen rechtmatig verblijf had en dat de staatssecretaris op goede gronden het terugkeerbesluit had opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de enkele stelling van eiser over de coronamaatregelen niet voldoende was om de vertrekplicht te ontlopen, aangezien dit slechts een tijdelijke belemmering was. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de toetsing aan artikel 8 van het EVRM niet aan de orde was in deze procedure, maar in de procedure die eiser had ingediend voor verblijf bij zijn kinderen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. van Iwaarden).

Procesverloop

In het besluit van 20 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft per Skypeverbinding plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1986 en heeft de Guineese nationaliteit.
2. Omdat gebleken is dat eiser onrechtmatig in Nederland verblijft heeft verweerder een terugkeerbesluit genomen waaruit volgt dat eiser Nederland binnen 28 dagen dient te verlaten.
Wat vinden eiser en verweerder in beroep?
3. Eiser voert aan dat verweerder van het opleggen van het terugkeerbesluit had moeten afzien. Vanwege de maatregelen rondom het coronavirus kon eiser niet aan zijn vertrektermijn voldoen. Verweerder had gebruik moeten maken van de bevoegdheid in de Terugkeerrichtlijn [1] om wegens humanitaire redenen het terugkeerbesluit niet op te leggen. Eiser heeft daarnaast een vriendin en twee kinderen met een verblijfsstatus in Nederland. Het besluit is daarom ook in strijd met artikel 8 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het terugkeerbesluit terecht is opgelegd. Eiser had geen rechtmatig verblijf ten tijde van het bestreden besluit. Bij een terugkeerbesluit is geen ruimte om aan artikel 8 van het EVRM te toetsen.
Wat zijn de regels?
5. Artikel 61, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat de vreemdeling die niet langer rechtmatig verblijf heeft, Nederland uit eigen beweging dient te verlaten binnen de in artikel 62 bepaalde termijn.
5.1.
Artikel 62, eerste lid, Vw 2000 bepaalt dat, nadat tegen de vreemdeling een terugkeerbesluit is uitgevaardigd dan wel, indien het een gemeenschapsonderdaan betreft, nadat het rechtmatig verblijf van de vreemdeling is geëindigd, hij Nederland uit eigen beweging binnen vier weken dient te verlaten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden het terugkeerbesluit opgelegd. Niet in geschil is dat eiser ten tijde van het bestreden besluit geen rechtmatig verblijf in Nederland had. Dit betekent dat op hem in beginsel de verplichting rust Nederland te verlaten. De enkele stelling dat vanwege de maatregelen rondom het coronavirus eiser niet aan zijn vertrektermijn kon voldoen, leidt niet tot een ander oordeel nu dit slechts een tijdelijke belemmering is. Het doet daarom niet af aan eisers vertrekplicht.
6.2.
Voor zover eiser betoogt dat verweerder van het opleggen van het terugkeerbesluit had moeten afzien op grond van artikel 8 van het EVRM, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] hoeft verweerder bij het uitvaardigen van een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van 28 dagen niet te toetsen of de terugkeer in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Eiser heeft een aanvraag voor verblijf bij zijn twee kinderen ingediend. De toetsing aan artikel 8 van het EVRM zal dan ook in die procedure plaatsvinden, maar hoort niet thuis in deze procedure.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.E.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State