ECLI:NL:RBDHA:2021:7399
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing van de minister van Buitenlandse Zaken
Op 1 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetzaak tegen een eerdere beslissing waarbij het beroep van de opposant niet-ontvankelijk was verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van Buitenlandse Zaken van 22 april 2020. De rechtbank had eerder, op 12 augustus 2020, het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij stelde dat haar gemachtigde door coronamaatregelen niet op tijd in Nederland was om de post te regelen.
Tijdens de zitting op 1 juni 2021, die via Skype plaatsvond, heeft de rechtbank de argumenten van de opposant gehoord. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak terecht was en dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de termijnoverschrijding aan de indiener was toe te rekenen en dat de omstandigheden van de coronamaatregelen geen verschoonbare reden vormden voor de te late indiening van het beroep. De rechtbank stelde vast dat de gemachtigde, ondanks zijn situatie, verantwoordelijk was voor het tijdig indienen van het beroep.
De rechtbank heeft de uitspraak in stand gelaten en aangegeven dat er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing. De uitspraak werd gedaan door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van mr. F.E.J. Valk, griffier. Een afschrift van het proces-verbaal is verzonden aan de betrokken partijen.