Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. F.E.J. Valk, griffier.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag zich uitgesproken over de hoogte van een rechterlijke dwangsom die aan eiser is toegekend. Eiser had op 14 januari 2019 een asielaanvraag ingediend, en na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 28 november 2019, waarin werd bepaald dat verweerder binnen acht weken eiser moest horen, heeft verweerder op 13 mei 2020 een besluit genomen. In dit besluit werd de dwangsom vastgesteld op € 6.500,-, maar eiser was het hier niet mee eens en stelde dat hij recht had op een hogere dwangsom van € 11.000,-. Verweerder betwistte de bevoegdheid van de rechtbank om van het beroep kennis te nemen, omdat geschillen over de hoogte van een rechterlijke dwangsom volgens hen thuishoren bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij zich onbevoegd acht om van het beroep kennis te nemen. Dit is gebaseerd op de interpretatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante jurisprudentie. De rechtbank concludeert dat de vaststelling van de hoogte van de dwangsom geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat de bevoegdheid om hierover te beslissen niet aan het publiekrecht ontleend kan worden. Eiser moet zich daarom tot de burgerlijke rechter wenden voor de behandeling van zijn geschil over de hoogte van de dwangsom.
De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.