In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag zich uitgesproken over de hoogte van een rechterlijke dwangsom die aan eiser is toegekend. Eiser had op 8 april 2019 een asielaanvraag ingediend, waarop verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 13 mei 2020 een besluit heeft genomen. Eiser was het niet eens met de hoogte van de toegewezen dwangsom van € 5.200,- en stelde dat hij recht had op een hoger bedrag van € 10.800,-. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de hoogte van de dwangsom niet onder de bestuursrechter valt, maar dat geschillen hierover bij de burgerlijke rechter moeten worden behandeld. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Dit besluit is genomen in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de rechtbank heeft verwezen naar relevante artikelen die de bevoegdheid van de bestuursrechter en de burgerlijke rechter regelen. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.