ECLI:NL:RBDHA:2021:750

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5135
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure over spoedeisende bestuursdwang en kostenverhaal in verband met brandgevaarlijke situatie

Op 20 januari 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Meijer, in beroep ging tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. De zaak betreft de toepassing van spoedeisende bestuursdwang door verweerder, die op 12 september 2018 een inspectie uitvoerde bij de woningen van eiser. Tijdens deze inspectie werd geconstateerd dat er een grote hoeveelheid goederen aanwezig was, wat leidde tot een brandgevaarlijke situatie. Verweerder besloot daarop om bestuursdwang toe te passen en de kosten hiervan op eiser te verhalen. Eiser was het niet eens met deze besluiten en stelde dat de situatie in zijn woning niet zo gevaarlijk was als werd gesteld. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake was van een concreet risico voor de veiligheid van personen in de woning en het flatgebouw. De rechtbank bevestigde de rechtmatigheid van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang, maar oordeelde dat het kostenverhaal niet rechtmatig was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op het kostenverhaal, omdat verweerder niet had voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel. Eiser had recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/5135

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Meijer),
en
het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, verweerder
(gemachtigde: H.H. van der Ster).

Procesverloop

Bij besluiten van 21 september 2018 respectievelijk 17 december 2018 (de primaire besluiten I en II) heeft verweerder zeer spoedeisende bestuursdwang toegepast respectievelijk de kosten verbonden aan de bestuursdwang op eiser verhaald.
Bij besluit van 1 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich via Skype laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, in de zittingszaal vergezeld van [A] , Adviseur gebruiksveiligheid/Risicobeheersing van de Veiligheidsregio Haaglanden en [B] , juridisch beleidsmedewerker Veiligheid, Toezicht en Handhaving bij de gemeente Leidschendam-Voorburg.

Overwegingen

1.1
Op 29 augustus 2018 is door een toezichthouder een inspectie verricht bij twee woningen van eiser aan de [laan] [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [plaats] . Blijkens de betreffende rapportage heeft de toezichthouder de woningen niet betreden. De toezichthouder heeft echter van buitenaf waargenomen dat zich op de [laan] [huisnummer 2] in de keuken en tussen de hal en de achtergelegen ruimte(n) een grote hoeveelheid goederen bevond. Dit leverde een brandgevaarlijke situatie op. Omdat verweerder gevaarzetting in beide woningen niet kon uitsluiten, heeft hij eiser bij brief van 7 september 2018 medegedeeld dat op 12 september 2018 beide woningen zouden worden geïnspecteerd, indien nodig spoedeisende bestuursdwang zou worden toegepast en dat de kosten van de bestuursdwang volledig op eiser zouden worden verhaald.
1.2
Op 12 september 2018 heeft de aangekondigde inspectie van beide woningen plaatsgevonden. Naar aanleiding van de aangetroffen goederen op de [laan] [huisnummer 2] (hierna ook: de woning) en de daarbij behorende kelderbox heeft verweerder eiser bij brief van 12 september 2018 medegedeeld zeer spoedeisende bestuursdwang te zullen toepassen in verband met de brandgevaarlijke situatie in de woning en de kelderbox. Op 13 en 14 september 2018 zijn de woning en de kelderbox in opdracht van verweerder ontruimd.
2.1
Bij het primaire besluit I heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij zeer spoedeisende bestuursdwang heeft toegepast. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het op grond van artikel 1b van de Woningwet verboden is een bestaand bouwwerk in een staat te brengen of te houden die in strijd is met het Bouwbesluit 2012 (hierna: Bouwbesluit). De op 12 september 2018 waargenomen opslag van goederen in de woning en de kelderbox, alsmede het niet volledig gedicht zijn van de doorvoeren, is in strijd met de artikelen 7.1 en 7.10 van het Bouwbesluit, omdat daardoor brandgevaar wordt veroorzaakt of bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt. Daarnaast is sprake van strijd met de artikelen 7.11 en 7.16 van het Bouwbesluit, omdat het gebruik van vluchtmogelijkheden en het redden van personen of dieren bij brand worden belemmerd.
2.2.
Bij het primaire besluit II heeft verweerder de kosten van de bestuursdwang ten bedrage van € 6.396,06 op eiser verhaald.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie, beide primaire besluiten in stand gelaten. Verweerder stelt zich op het standpunt dat blijkens de bevindingen tijdens de inspectie op 12 september 2018 sprake was van een onveilige situatie die het toepassen van zeer spoedeisende bestuursdwang rechtvaardigde. Specifiek gaat het om brandgevaar in combinatie met een gebrek aan vluchtmogelijkheden. De medewerker van de Veiligheidsregio Haaglanden heeft in een e-mail van 17 september 2018 vermeld dat de vuurlast van de ter plaatse aangetroffen materialen zeer hoog is, waardoor een eventuele brand sneller tot ontwikkeling komt met hogere temperaturen. Daar komt bij dat de woning uit de jaren 60 van de vorige eeuw dateert en de woning en de kelderbox niet voldoen aan de huidige regelgeving. De doorvoeringen zijn niet volledig gedicht en er bestaat in geval van brand kans op branddoorslag en rookontwikkeling naar de naast- en ondergelegen woningen. De brandweer heeft daarom op 12 september 2018 geadviseerd spoedig de woning te ontruimen. Zowel het risico op het ontstaan van brand als de gevolgen hiervan maakten acuut ingrijpen noodzakelijk. Ook de afsluiting van het gas en het licht vormde geen reden om af te zien van het toepassen van zeer spoedeisende bestuursdwang, omdat brand ook van buitenaf kan ontstaan en gas en licht eventueel weer aangesloten kunnen worden. Verweerder betwist tot slot tekort te zijn geschoten in de pogingen contact met eiser tot stand te brengen. Hij heeft verschillende keren telefonisch en per brief contact met eiser gezocht. Het is aan eiser om tijdens tijdelijke afwezigheid voorzieningen te treffen voor het in ontvangst nemen van post, aldus verweerder.
4. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Hij betoogt dat de situatie in de woning het toepassen van zeer spoedeisende bestuursdwang niet rechtvaardigde. Hij voert aan dat geen sprake was van strijd met voornoemde artikelen van de Woningwet en het Bouwbesluit. In de woning en de kelderbox was het risico op brand zijns inziens niet groter dan in andere woningen van het flatgebouw. Verder zijn in de woning geen bijzonder brandgevaarlijke stoffen aangetroffen en het begrip 'vuurlast' zegt niets over risico's. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat verweerder had kunnen volstaan met het weghalen van de spullen, zodat de op eiser verhaalde kosten van de bestuursdwang minder hoog zouden zijn geweest. Voorts heeft verweerder naar de mening van eiser het besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid, omdat hij onvoldoende moeite heeft gedaan eiser te bereiken. Verweerder had daartoe contact met de Vereniging van Eigenaren (VvE) dan wel de buren van eiser kunnen opnemen of het slot van de voordeur kunnen veranderen, zodat eiser gedwongen zou zijn geweest contact met verweerder op te nemen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1
De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving is vermeld in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Het besluit tot zeer spoedeisende bestuursdwang
6.2
De rechtbank stelt voorop dat voor de toepassing van zeer spoedeisende bestuursdwang vereist is dat de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht. [1] Daarbij moet het gaan om situaties waarbij vanwege de gevaren voor mens of milieu direct moet worden ingegrepen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake was van een concreet risico voor de veiligheid van personen in de woning en het flatgebouw indien brand zou uitbreken. De rechtbank overweegt daartoe dat in het verslag 'Waarneming inspectie woningen [laan] [huisnummer 2] en [huisnummer 1] ' van 12 september 2018 wordt vermeld dat de brandweer adviseert de woning te ontruimen in verband met een te hoge vuurbelasting. De brandweer heeft bij
e-mail van 11 juni 2019 bevestigd dat op 12 september 2018 geadviseerd werd met spoed de woning te ontruimen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de juistheid van dit advies en het karakter van spoedeisendheid. Ter zitting is namens verweerder toegelicht dat in de woning dusdanig veel materialen aanwezig waren, waaronder veel papier, dat een eventuele brand snel om zich heen zou grijpen. Uit de foto’s van de woning aan de [laan] [huisnummer 2] , genomen tijdens de inspectie op 12 september 2018, maakt de rechtbank op dat sprake was van een onveilige situatie. Blijkens de foto’s van de gang achter de voordeur en van de ingang naar de woonkamer was sprake van zodanige stapels spullen, dat het gangpad onbegaanbaar was. De keuken en de twee slaapkamers waren daarnaast ook praktisch geheel gevuld met stapels spullen. In geval van brand zou het praktisch onmogelijk zijn geweest een in de woning aanwezig persoon tijdig te redden. Eiser heeft geen onderzoek overgelegd dat doet twijfelen aan deze conclusies. Ook de stelling van eiser dat gedurende zijn afwezigheid het gas en licht waren afgesloten en er niemand in de woning aanwezig doet aan het voorgaande niet af. Nu eiser in de woning aan de [laan] [huisnummer 2] woont en daar - op voor verweerder onbekende tijdstippen - regelmatig aanwezig is, loopt hij immers zelf gevaar.
6.3
De stelling van eiser dat verweerder de VvE had moeten benaderen en het door eiser voorgestane middel van het vervangen van het slot van de voordeur doen aan het voorgaande niet af, omdat spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast om een gevaarlijke situatie ongedaan te maken. In geval van (zeer) spoedeisende bestuursdwang gaat het om een uitzondering op de regel, dat bij handhaving de overtreder een begunstigingstermijn toekomt teneinde zelf de illegale situatie te beëindigen. De mededeling dat de gelegenheid wordt geboden om een overtreding zelf aan te pakken staat niet in de weg aan zeer spoedeisende bestuursdwang. [2] Verweerder diende enige moeite te doen om voorafgaand aan het toepassen van spoedeisende bestuursdwang met eiser in contact te treden, hetgeen bij brief van 7 september 2018, betreffende een aankondiging van de inspectie op 12 september 2018, is gebeurd. Daarnaast betwist eiser niet dat verweerder in de weken voorafgaand aan de inspectie van 12 september 2018 ook telefonisch diverse keren contact heeft gezocht met eiser.
6.4
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het noodzakelijk was om de materialen met spoed uit de woning te verwijderen om te komen tot een veilige situatie. Het besluit om spoedeisende bestuursdwang toe te passen is daarom rechtmatig.
6.5
Voor zover eiser met zijn stelling dat een brandgevaarlijke situatie zich ook voordoet in andere woningen van het flatgebouw een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, overweegt de rechtbank dat het dossier hiervoor geen concrete aanwijzingen bevat en eiser dit ook niet aannemelijk heeft gemaakt.
Het kostenverhaal
7.1
Ten aanzien van het kostenverhaal overweegt de rechtbank dat uit artikel 5:25, eerste lid, van de Awb volgt dat bestuursdwang en het verhaal van de kosten ervan in de regel samengaan. Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding zijn indien betrokkene van de ontstane situatie geen verwijt te maken valt en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken dat de kosten in redelijkheid niet (geheel) op betrokkene verhaald kunnen worden. Ook andere bijzondere omstandigheden kunnen aanleiding zijn om de kosten niet (geheel) te verhalen.
7.2
De rechtbank stelt voorop dat de stelling van eiser, dat zijn spullen op zijn kosten slechts twee dagen in een container zijn bewaard alvorens zij werden vernietigd, in een civielrechtelijke procedure kan worden behandeld. Daarbij is van belang dat de spoed in de hier voorliggende procedure gelegen is in het ongedaan maken van de onveilige situatie, niet in het vernietigen van eisers spullen.
7.3
De rechtbank overweegt voorts dat blijkens de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2016 [3] het niet beschikken over de juiste machtiging een bijzondere omstandigheid kan zijn om van verhaal van kosten af te zien. In de onderhavige zaak zijn op 11 september 2018 door de burgemeester van de gemeente Leidschendam-Voorburg machtigingen afgegeven voor inspectie van de woningen in verband met de vermoedelijke aanwezigheid van opslag van goederen die een brandgevaarlijke situatie kan veroorzaken en voor de toepassing van spoedeisende bestuursdwang. De Afdeling sluit in genoemde uitspraak echter niet uit dat ook andere bijzondere omstandigheden aanwezig kunnen zijn die het college kunnen nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van het kostenverhaal. De rechtbank overweegt dat de spullen van eiser, reeds twee dagen nadat zij uit de woning verwijderd waren en de gevaarlijke situatie aldus ongedaan was gemaakt, door verweerder zijn vernietigd. De rechtbank stelt vast dat eiser onbetwist heeft gesteld dat verweerder dit heeft gedaan zonder dat eiser zich daarover heeft kunnen uitspreken en zonder daarvoor in bezwaar dan wel beroep een reden te geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus bij de uitvoering van zijn – op zichzelf terechte – besluit om de gevaarlijke situatie in eisers woning ongedaan te maken, niet voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel. Dit klemt temeer nu een aantal van deze spullen, zo stelt eiser onbetwist, van waarde is, zoals een eerste druk van een “Ivanhoe” uit 1878 en originele uitgaven van boeken van Agatha Christie. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van een bijzondere omstandigheid, op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het verhaal van de kosten.
8. Het beroep is gegrond voor zover het ziet op het kostenverhaal. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, en artikel 7:13, zevende lid, van de Awb. Verweerder dient met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze uitspraak heeft overwogen een nieuw besluit op het bezwaar te nemen.
9. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
10. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 534,- per punt en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover dat betrekking heeft op het kostenverhaal;
  • gelast verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 174,- te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

BIJLAGE: WET- EN REGELGEVING

Ingevolge hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang in geval van een overtreding.
Ingevolge artikel 5:31, eerste lid, van de Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden uitgevoerd zonder voorafgaande last.
Ingevolge artikel 5:31, tweede lid, van de Awb kan, indien de situatie zo spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend gemaakt.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Ingevolge artikel 1b, tweede lid, van de Woningwet is het verboden om een bestaand bouwwerk in een staat te brengen of te houden die in strijd is met onder meer het Bouwbesluit.
Ingevolge artikel 7.1, eerste lid, van het Bouwbesluit is het gebruik van een bouwwerk zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie en de ontwikkeling van brand wordt voorkomen.
Ingevolge artikel 7.10 van het Bouwbesluit is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:
a. brandgevaar wordt veroorzaakt, of
b. bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.
Ingevolge artikel 7.11 van het Bouwbesluit is het gebruik van een bouwwerk zodanig dat bij brand veilig kan worden gevlucht.
Ingevolge artikel 7.16 van het Bouwbesluit is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor:
a. melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;
b. het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of
c. het redden van personen of dieren bij brand wordt belemmerd.

Voetnoten

1.AbRvS 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3299.
2.AbRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3550.
3.AbRvS 6 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1855.