ECLI:NL:RBDHA:2021:7509

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
C/09/614287 / FA RK 21-4384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. Alt- van Endt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reis met kinderen naar Marokko tijdens COVID-19 pandemie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 een beschikking gegeven inzake een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een reis met haar minderjarige kinderen naar Marokko. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S. Salhi, verzocht om toestemming voor een vakantie in de periode van 16 juli 2021 tot 30 augustus 2021, ten behoeve van de kinderen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De vader, die niet ter zitting verscheen, had geen verweer gevoerd tegen het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat geschillen hierover aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de noodzaak van de reis, waarbij het reisadvies van de Rijksoverheid en de situatie van de grootvader van de kinderen, die een hart- en oogoperatie had ondergaan, in overweging zijn genomen. De moeder heeft onweersproken gesteld dat de reis noodzakelijk is voor een familiebezoek, aangezien de kinderen hun familie in Marokko al geruime tijd niet hebben gezien door de COVID-19 pandemie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de reis kan worden aangemerkt als een noodzakelijk familiebezoek en heeft de toestemming voor de reis aan de moeder verleend, waarbij deze toestemming de toestemming van de vader vervangt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder direct met de kinderen kan afreizen, ondanks het ontbreken van verweer van de vader.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-4384
Zaaknummer: C/09/614287
Datum beschikking: 8 juli 2021

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 30 juni 2021 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Salhi te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
volgens de Basisregistratie Personen (BRP) met een briefadres in [plaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
[voornaam minderjarige 1] heeft in raadkamer haar mening gegeven over het verzoek.
Op 8 juli 2021 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens de Raad voor de Kinderbescherming mevrouw [naam medewerkster RvdK] .

Feiten

  • Partijen zijn op [datum huwelijk] 1997 te [plaats huwelijk] (Marokko) met elkaar gehuwd.
  • De moeder heeft op 21 januari 2021 een echtscheidingsverzoek ingediend bij deze rechtbank.
  • Zij zijn de ouders van de volgende, nu nog minderjarige, kinderen:
  • [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboortedatum 1] ;
  • [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboortedatum 1] .
  • Volgens de BRP heeft de moeder in ieder geval de Nederlandse nationaliteit en de vader de Marokkaanse nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 15 januari 2021 is in de voorlopige voorzieningenprocedure – voor zover hier van belang – bepaald dat:
  • de moeder bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning te [woonplaats] aan de [adres] – met inbegrip van de inboedel – en beveelt mitsdien dat de vader die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] aan de moeder zullen worden toevertrouwd.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht: aan haar toestemming te verlenen, welke toestemming die van de vader vervangt, voor een vakantie in de periode 16 juli 2021 tot 30 augustus 2021, voor de duur van vier weken naar Marokko, ten behoeve van de minderjarige kinderen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader is niet ter zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:253a BW kunnen - in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag - geschillen hierover op verzoek van beide ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Gelet op het vijfde lid van voornoemd artikel beproeft de rechtbank een vergelijk tussen de ouders voordat zij een beslissing neemt.
Op de zitting heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in de periode van 16 juli 2021 tot 30 augustus 2021 voor vier weken naar Marokko af te reizen, toegewezen. Daartoe heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Volgens het reisadvies van de Rijksoverheid is voor (het grootste gedeelte van) Marokko code oranje van toepassing, zodat momenteel alleen noodzakelijke reizen zijn toegestaan. Volgens de website van de Rijksoverheid is sprake van een noodzakelijke reis, in het geval van hereniging met familieleden na langdurig gescheiden te zijn door de COVID-19 pandemie of een bezoek aan een ziek familielid.
Door de moeder is onweersproken gesteld dat zij op familiebezoek wil gaan naar haar familie in Marokko, waaronder naar haar vader die een hart- en oogoperatie heeft ondergaan. De moeder en de kinderen hebben hun familie in Marokko ruim een jaar geleden voor het laatst gezien. Door de moeder is verder onweersproken gesteld dat de vader tijdens het gesprek met Veilig Thuis zelf heeft aangegeven op vakantie te gaan voor twee weken naar Frankrijk, maar ook voor twee weken naar Marokko. Toestemming voor een vakantie van de kinderen naar Marokko heeft de vader in dat gesprek alsnog geweigerd, aldus de moeder.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de reis van de moeder met de kinderen kan worden aangemerkt als een noodzakelijk familiebezoek naar Marokko, met name gelet op de gezondheidstoestand van de grootvader moederszijde. Verder acht de rechtbank het in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] dat zij samen met hun moeder op reis kunnen gaan naar hun familie in Marokko, omdat zij die door COVID-19 al geruime tijd niet hebben kunnen zien. De verzochte toestemming voor een reis met de kinderen naar Marokko zal daarom als niet weersproken en als op de wet gegrond worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de moeder, die de toestemming aan de vader vervangt, om met de minderjarige kinderen:
  • [naam minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboortedatum 1] ;
  • [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2010 te [geboortedatum 1] ,
in de periode van 16 juli 2021 tot 30 augustus 2021 voor vier weken naar Marokko af te reizen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt- van Endt, kinderrechter, tot stand gekomen in samenwerking met mr. M. Corver als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2021.