3.1De rechtbank komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Hierna worden de inhoudelijke beroepsgronden besproken.
behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: de Dublinverordening).
2 Voluit: Vreemdelingenwet 2000.
3 Op grond van artikel 69, tweede lid, aanhef en onder b, Vw bedraagt de beroepstermijn één week indien de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 Vw niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 Vw. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
4 Voluit: Algemene wet bestuursrecht.
Terecht niet in behandeling genomen?
4. Eiser voert als eerste aan dat verweerder zijn aanvraag op grond van artikel 10 van de Dublinverordening in behandeling moet nemen, omdat ten tijde van het bestreden besluit voorzienbaar was dat de situatie die daarin staat zou intreden of in ieder geval nu duidelijk is dat er nu daarvan sprake is.
Ook voert eiser aan dat verweerder op grond van artikel 11 van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag, verweerder de asielaanvraag van zijn echtgenote, die mede is gedaan voor hun minderjarige zoon, in behandeling heeft genomen. Volgens eiser kon verweerder de procedures gelijktijdig afwikkelen omdat op het moment van de asielaanvraag van de echtgenote en zoon nog geen besluit was genomen op de asielaanvraag van eiser.
Daarnaast is verweerder volgens eiser verantwoordelijk voor de behandeling van zijn asielaanvraag op grond van artikel 16 van de Dublinverordening omdat er een fysieke en emotionele afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen hem en zijn ernstig zieke moeder die rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Als laatste voert eiser aan dat hij niet kan worden overgedragen aan Letland, omdat dit zou getuigen van onevenredige hardheid als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening. Letland is voor eiser namelijk niet veilig gelet op de nabijheid van Belarus en de politieke spanningen en geopolitieke verhoudingen. Het is, zoals hij heeft toegelicht ter zitting, onevenredig hard om hem naar Letland te sturen vanwege de stress die hij daar zal ervaren.
Overwegingen/Verweer verweerder
5. Volgens verweerder doet de situatie als bedoeld in artikel 10 van de Dublinverordening zich niet voor.
Eiser kan eiser ook geen aanspraak maken op artikel 11 van de Dublinverordening, omdat de aanvragen van eiser en zijn echtgenote en kind niet met dusdanig korte tussenpozen zijn ingediend dat de procedures waarbij de verantwoordelijke lidstaat wordt bepaald allemaal tegelijk konden worden afgewikkeld. Tussen de asielaanvraag van eiser op 7 november 2020 en die van zijn echtgenote en zoon op 28 februari 2021 zitten bijna vier maanden.
Daarbij is volgens verweerder van belang dat de verantwoordelijke lidstaat voor de asielaanvraag van eiser reeds was vastgesteld met het claimakkoord van Letland op
26 januari 2021, waarmee de vaststellingsprocedure was afgerond. Dat er wellicht toch een andere lidstaat verantwoordelijk zou kunnen zijn, doet hier volgens verweerder niet aan af. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat de moeder van eiser vanwege haar ziekte afhankelijk is van zijn zorg en ook niet blijkt dat sprake is van psychisch lijden waaruit een afhankelijkheidsrelatie zou blijken. Daartoe stelt verweerder dat er sprake moet zijn van een exclusieve afhankelijkheid.5
Ten slotte stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. Voor zover eiser aanvoert dat Letland zich niet houdt aan de Europese richtlijnen6 en de waarborgen die daaruit voortvloeien stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser hierover bij de autoriteiten in Letland behoort te
5 Verweerder verwijst onder meer naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 30 september 2021, vindplaats: ECLI:NL:RVS:2020:2296. 6 Opvangrichtlijn, Kwalificatierichtlijn, Procedurerichtlijn
klagen. Ook eventuele asielmotieven dient eiser bij de autoriteiten van Letland naar voren te brengen. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat ten aanzien van Letland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Een overdracht aan Letland getuigt in dat licht bezien ook niet van een onevenredige hardheid.
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 10 Dublinverordening
6. De rechtbank overweegt allereerst dat een beroep op artikel 10 van de Dublinverordening niet slaagt. Uit artikel 10 van de Dublinverordening volgt dat wanneer een gezinslid van de verzoeker in een lidstaat een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, waarover in eerste aanleg nog geen beslissing ten gronde is genomen, die lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van het gezinslid, als de betrokkenen dat wensen. De rechtbank stelt vast dat uit artikel 7 van de Dublinverordening volgt dat voor een beroep op artikel 10 het moment dat eiser zijn asielaanvraag heeft ingediend leidend is. Op dat moment – 7 november 2020 – was er nog geen sprake van een door een gezinslid ingediende asielaanvraag nu de echtgenote van eiser pas op 28 februari 2021 een asielaanvraag heeft ingediend.