In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een besloten vennootschap, en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een bestuurlijke boete van € 8.000,- opgelegd gekregen wegens een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Het primaire besluit, waarin de boete werd opgelegd, dateert van 20 mei 2019. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 3 juni 2021 heeft eiseres aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij pas na het verstrijken van de bezwarentermijn op de hoogte was van de boete. Dit zou zijn veroorzaakt doordat de boete naar een verkeerd adres was gestuurd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het primaire besluit naar het juiste adres was verzonden, zoals geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Eiseres kon niet onderbouwen dat het besluit niet op het juiste adres was afgeleverd, en de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat verweerder het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.