ECLI:NL:RBDHA:2021:7588

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
AWB 20/8070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging verblijfsrecht en ongewenstverklaring van eiser met onbekende bestemming

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een vreemdeling met een V-nummer, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 6 oktober 2020, waarin het bezwaar tegen de beëindiging van zijn verblijfsrecht en ongewenstverklaring ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, omdat hij kennelijk met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact heeft onderhouden met zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de gemachtigde, mr. C.L.J.M. Wilhelmus, geconstateerd dat deze zich op 18 november 2020 heeft teruggetrokken. Ondanks verzoeken van de rechtbank om het laatst bekende adres van eiser door te geven, zijn alle verzonden poststukken retour gekomen. Hierdoor is de rechtbank van oordeel dat er geen procesbelang meer is en heeft zij het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2021 en kan binnen zes weken na verzending worden bestreden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/8070

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] (V-nummer: [v-nummer]), eiser,

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 augustus 2020 heeft verweerder het verblijfsrecht van eiser beëindigd en hem ongewenst verklaard.
Bij besluit van 6 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 augustus 2020 ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Als gemachtigde heeft zich gesteld mr. C.L.J.M. Wilhelmus, advocaat te Sittard, die zich op 18 november 2020 heeft teruggetrokken.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben ingezonden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat hij kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Na kennis genomen te hebben van de stukken ziet de rechtbank in deze procedure aanleiding om met toepassing van deze bepaling uitspraak te doen. Zij overweegt hiertoe als volgt.
3. De rechtbank heeft na de terugtrekking van eisers gemachtigde aan verweerder gevraagd het laatst bekende adres van eiser door te geven. Post die de rechtbank naar dat adres heeft verzonden, is onbestelbaar retour gekomen. Hetzelfde geldt voor het enige in het dossier aanwezige adres van eiser in Bulgarije, eisers vaderland. Op naar het in het dossier aanwezige emailadres verzonden berichten aan eiser is geen reactie ontvangen.
4. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Zij overweegt hiertoe dat eiser kennelijk met onbekende bestemming is vertrokken. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt – zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft – dient er in beginsel vanuit gegaan te worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
5. Nu dit laatste – door de terugtrekking van eisers gemachtigde – niet het geval is, is geen sprake (meer) van enig procesbelang en zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk
Aldus vastgesteld door mr. J.M.E. Kessels, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2021. .
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 16 juli 2021.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan door een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.