ECLI:NL:RBDHA:2021:7589
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
Op 16 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker, aangeduid met een V-nummer, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van een besluit van 6 augustus 2020, waarbij het verblijfsrecht van de verzoeker werd beëindigd en hij ongewenst werd verklaard. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter overweegt dat, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen procedure meer bij de rechtbank aanhangig is, aangezien er op het beroep van verzoeker in een andere zaak (zaaknummer AWB 20/8070) reeds uitspraak is gedaan. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk ongegrond en wordt het afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.