Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Ik ben bij mijn onderzoek uitgegaan van de informatie van het CBR dat betrokkene was aangehouden met een positieve speekseltest voor verschillende drugs (THC, cocaïne en amfetamine). Dat de uiteindelijke definitieve bloedtest negatief was voor drugs is niet door de medisch adviseur met mij gedeeld. Nu betrokkene aangeeft dat deze voor de laatste 2 dagen voor de aanhouding cannabis had gebruikt, zijn er onvoldoende aanwijzingen om te stellen dat betrokkene ten tijde van de aanhouding onder invloed was van drugs. Met dit gegeven vervalt dus de volgende constatering uit mijn beschouwing: “Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs in de populatie die is aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs”.
Verweerder heeft bij brief van 21 oktober 2020 nogmaals gewezen op het rapport van de psychiater waaruit volgt dat eiser wel een behandeling voor zijn verslaving bij de verslavingskliniek Brijder heeft gevolgd. Verder heeft eiser cannabisgebruik op medische gronden in het geheel niet aangetoond.
Zeker ook indien deze worden bezien in het licht van de duidelijk verhoogde prevalentie van stoornissen in het gebruik van drugs in de populatie die is aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs”.Deze als aanvullende aanwijzing voor de diagnose ‘drugsmisbruik in ruime zin’ te duiden overweging vervalt derhalve.
Beslissing
mr. J.R. van Veen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.