ECLI:NL:RBDHA:2021:7664

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
SGR 20/1986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijtbare werkloosheid en de gevolgen voor WW-uitkering bij ontslagname

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, die als uitzendkracht werkzaam was, had op 4 augustus 2019 zelf ontslag genomen per 1 september 2019. Vervolgens heeft hij een WW-uitkering aangevraagd, maar de verweerder heeft vastgesteld dat de eiser verwijtbaar werkloos was geworden, omdat hij zijn arbeidsovereenkomst bij Consolid Personeelsdiensten B.V. vroegtijdig had opgezegd zonder recht op een nieuwe arbeidsovereenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen acute medische noodzaak was voor het ontslag, ondanks de door eiser aangevoerde medische klachten. De rechtbank heeft de beslissing van de verweerder om de WW-uitkering pas vanaf 18 september 2019 te laten ingaan, bevestigd. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er zijn geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1986

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser per 18 september 2019 recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Bij besluit van 27 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is op 18 maart 2019 als uitzendkracht in dienst getreden van Consolid Personeelsdiensten B.V. (Consolid) in de functie van beveiliger voor minimaal 96 uur per 4 weken. De arbeidsovereenkomst eindigde van rechtswege per 17 september 2019. Eiser heeft op 4 augustus 2019 op eigen verzoek ontslag genomen per 1 september 2019. Vanaf 9 september 2019 is eiser als oproepkracht een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangegaan bij SMG Corporate Security B.V. (SMG) in de functie van objectbeveiliger zonder verplichting van SMG om eiser op te roepen. Eiser heeft op 14 september 2019 een uitkering op grond van de WW aangevraagd. Bij het primaire besluit heeft verweerder vastgesteld dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden en daarom pas vanaf 18 september 2019 een WW-uitkering krijgt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser het werk bij Consolid is kwijtgeraakt door zijn eigen handelen. Hij heeft namelijk op 4 augustus 2019 zelf ontslag genomen per 1 september 2019. Het contract bij Consolid gaf eiser echter tot en met 17 september 2019 recht op werk en inkomen voor 24 uur per week. Op 8 augustus 2019 heeft eiser een nul-uren-oproepcontract aanvaard met een ingangsdatum van 9 september 2019. Dat betekent dat eiser zijn lopende contract vroegtijdig heeft opgezegd zonder dat hij recht had op een nieuwe arbeidsovereenkomst. Tussen 1 september 2019 en 8 september 2019 was er helemaal geen arbeidsovereenkomst, en daarna uitsluitend op oproepbasis. Als eiser zijn werk kwijtraakt door zijn eigen handelen zonder dat er zicht is op ander werk, dan heeft hij geen recht op de betaling van een WW-uitkering, aldus verweerder.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij door de beslissing van verweerder van 2 september 2019 tot en met 18 september 2019 geen inkomsten heeft gehad. Als gevolg daarvan heeft eiser twee maanden huurachterstand. Dit geldt ook voor andere vaste lasten. Eiser stelt dat dit is te wijten aan zijn huidige werkgever (SMG) die niet eerlijk met hem heeft gecommuniceerd. Tijdens het sollicitatiegesprek is namelijk beloofd dat hij zeker tussen de 32 en 40 uur per week zou gaan werken. Tevens zou hij een intentieverklaring krijgen die daar betrekking op heeft. Die verklaring heeft eiser tot op heden nooit gekregen. Eiser werd pas na drie weken nadat hij in dienst kwam vier uur ingezet. Zes weken verder heeft eiser zo’n zeven (korte) diensten gedraaid. Hierdoor heeft hij te grote financiële tekorten om de noodzakelijke vaste lasten te betalen.
4. De rechtbank komt op basis van de beroepsgronden tot de volgende beoordeling.
4.1
Ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW voorkomt de werknemer dat hij verwijtbaar werkloos wordt. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, van dit artikel is een werknemer verwijtbaar werkloos geworden indien de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem kon worden gevergd. Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de WW brengt verweerder een bedrag blijvend op de uitkering in mindering indien de werknemer een verplichting als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, onder 3, niet is nagekomen, tenzij het niet nakomen van de verplichting de werknemer niet in overwegende mate kan worden verweten. In dat geval brengt verweerder de helft van het bedrag, bedoeld in de eerste zin, in mindering over ten hoogste een periode van 26 weken. Ingevolge artikel 27, achtste lid, van de WW kan verweerder afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.2
De rechtbank stelt voorop dat, nu eiser zelf ontslag heeft genomen, de als gevolg van zijn ontslag ontstane werkloosheid in beginsel als verwijtbaar kan worden aangemerkt in de zin van artikel 24, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW. Een uitzondering op dit uitgangspunt is ontslagname wegens een acute medische noodzaak. In dit kader heeft eiser aangevoerd dat hij een fysieke beperking aan zijn voeten heeft. Bij Consolid moest hij veel staan en dat was heel zwaar voor hem, in welk verband eiser tevens stelt dat bij hem diabetes type 2 is gediagnosticeerd. Vanwege zijn fysieke beperking had hij zich al eerder ziek gemeld. Eiser heeft aangegeven dat hij aldus, wegens medische en financiële redenen, op zoek is gegaan naar een andere baan. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze omstandigheden, nog daargelaten dat deze niet van een medische onderbouwing zijn voorzien, niet kan worden gesteld dat sprake is van een acute medische noodzaak voor het ontslag. Omdat er geen sprake is van een uitzonderingssituatie, is de rechtbank van oordeel dat het eiser kan worden verweten dat hij de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.
4.3
Ter zitting heeft eiser de omstandigheden waaronder hij ontslag heeft genomen nader toegelicht. Eiser heeft daarbij duidelijk en invoelbaar uitgelegd dat hij onder moeilijke omstandigheden heeft vertrouwd op de gestelde toezeggingen van zijn nieuwe werkgever. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat het later ingaan van zijn uitkering onrechtvaardig voor hem voelt, juist omdat hij door het accepteren van een nieuwe functie heeft gezocht naar een oplossing en dit voor hem alleen maar problemen heeft gebracht, heeft eiser zichzelf door ontslagname feitelijk weldegelijk in een situatie gebracht als bedoeld in artikel 27, tweede lid, aanhef en onder b, van de WW. Dit betekent dat verweerder verplicht was een maatregel op te leggen en de WW-uitkering van eiser later heeft moeten laten ingaan. De door eiser aangevoerde omstandigheden brengen geen dringende redenen mee om van het opleggen van een maatregel in de zin van artikel 27, achtste lid, van de WW af te zien.
4.4
Dit betekent dat de rechtbank verweerder volgt in zijn beslissing dat eiser verwijtbaar werkloos is geworden en aldus dat eiser, omdat zijn dienstverband bij Consolid eigenlijk pas op 17 september 2019 van rechtswege zou eindigen, pas vanaf 18 september 2019 recht heeft op een WW-uitkering.
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden bepaald dat eiser recht heeft op een WW-uitkering per 18 september 2019.
6. Het beroep is daarom ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.