ECLI:NL:RBDHA:2021:7665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
SGR 20/3214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van verzekeringsgeneeskundige beoordeling en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. Sarikas, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door J.H. Swart. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na zich op 29 juli 2016 ziek te hebben gemeld vanwege maag- en spanningsklachten. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door eiseres.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b de medische situatie van eiseres zorgvuldig heeft beoordeeld. Eiseres heeft geen aanvullende medische informatie overgelegd die de beoordeling van haar lichamelijke en psychische aandoeningen in twijfel zou kunnen trekken. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b op basis van de beschikbare rapporten en medische gegevens tot de conclusie kon komen dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de stelling dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische klachten, verworpen.

De rechtbank concludeert dat de weigering van de WIA-uitkering door verweerder terecht was en dat het beroep van eiseres ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D. Sarikas),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 26 juli 2019 geweigerd.
Bij besluit van 26 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype plaatsgevonden op 27 mei 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar broer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was voorheen werkzaam als bejaardenverzorgster voor 30 uur per week. Eiseres heeft zich op 29 juli 2016 ziek gemeld wegens maag- en spanningsklachten. Op 7 mei 2018 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In dit kader is eiseres op 27 juni 2018 medisch onderzocht, waarvan op 28 juni 2018 rapport is opgesteld. Bij besluit van 16 juli 2018 heeft verweerder de periode waarin eiseres tijdens haar ziekte recht heeft op loon, verlengd tot 26 juli 2019. De beoordeling of eiseres recht heeft op een WIA-uitkering is hervat na 26 juli 2019. Deze beoordeling heeft geleid tot het primaire besluit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt beschouwd dient te worden. Aan deze besluitvorming heeft verweerder de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag gelegd.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Eiseres stelt zich in dit verband, samengevat, allereerst op het standpunt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en derhalve in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft in de bezwaarprocedure namelijk medische stukken ter onderbouwing van haar medische klachten overgelegd. Verweerder heeft hiermee onvoldoende rekening gehouden bij het nemen van de bestreden beschikking. Zo heeft verweerder zich in de beslissing op bezwaar nauwelijks geuit over de rapportages en medische documenten die met het bezwaarschrift zijn ingediend. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder onvoldoende beperkingen heeft opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiseres verzoekt verweerder dan ook de FML te herzien conform de medische klachten en rapportages. Ten aanzien van het arbeidsdeskundige onderdeel van de besluitvorming blijft eiseres bij haar standpunt dat de geduide functies de belastbaarheid overschrijden. De beperkingen van eiseres worden immers ernstig onderschat en haar klachten zijn onjuist en onvoldoende beoordeeld.
4. De rechtbank komt op basis van deze gronden tot de volgende beoordeling.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten over de mate van arbeidsongeschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
4.2
De primaire arts heeft op 2 augustus 2019 een medisch onderzocht verricht. Hij heeft dossierstudie verricht en eiseres psychisch onderzocht. De primaire arts heeft zijn bevindingen neergelegd in een rapport van 19 augustus 2019, geaccordeerd door de verzekeringsarts. Hierin is opgenomen dat de presentatie tijdens het spreekuur overeenkomt met het spreekuur op 27 juni 2018. De gegevens verkregen uit het dossier en het spreekuur zijn daarbij consistent en plausibel. De primaire arts komt op basis hiervan tot de conclusie dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek. In de FML van 28 juni 2018 werden beperkingen aangegeven in de rubrieken persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden. Die beperkingen blijven ongewijzigd aan de orde, aldus de verzekeringsarts. In het belang van regelmaat is ook een beperking opgenomen voor nachtwerk. De benutbare mogelijkheden van eiseres zijn tegen die achtergrond weergegeven in de FML van 5 augustus 2019.
4.3
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 20 februari 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft de dossiergegevens bestudeerd en de ingebrachte medische informatie van de huisartsen R.M.J. Hamann, M. van der Kleij en A.H.P.W. Mulders van 3 oktober 2019 en van de klinisch geriater A.M. Kiens van 27 augustus 2018 bij zijn beoordeling betrokken. Ook is de verzekeringsarts b&b aanwezig geweest bij de hoorzitting van 21 januari 2020 en is eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er medische argumenten zijn om enigszins af te wijken van het primaire medische oordeel. De aangegeven beperkingen zijn verder op adequate wijze weergegeven door de primaire arts, maar er zijn enkele aanvullingen ten aanzien van repetitieve rugbeperkingen. De FML is daarom aangevuld.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht, eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht en de in bezwaar ingebrachte medische informatie bij zijn oordeelsvorming betrokken. Uit het medisch rapport blijkt in dit verband dat alle klachten van eiseres en alle beschikbare informatie is meegenomen in de beoordeling. De rechtbank stelt in dit verband vast dat de verzekeringsarts b&b weliswaar niet alle medische informatie uitdrukkelijk heeft genoemd, maar is van oordeel dat, uit het gegeven dat het begeleidend schrijven bij deze stukken wel in de rapportage wordt genoemd en in aanmerking genomen de inhoud van de stukken die niet uitdrukkelijk is herhaald, vast staat dat inhoudelijk alle in bezwaar overgelegde informatie bij de medische besluitvorming is betrokken.
4.5
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de beperkingen van eiseres in voldoende mate in kaart gebracht. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat de verzekeringsarts b&b het standpunt van de huisarts dat eiseres niet in staat is om te werken dan wel te solliciteren serieus en/of in acht had moeten nemen, overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b heeft benadrukt dat dit standpunt van het huisarts niet alleen ongemotiveerd is en dat uitspraken daarover bovendien bij de specialisaties van bedrijfsarts en verzekeringsarts liggen. In dit licht stelt de rechtbank vast dat de verzekeringsarts b&b daarentegen wel heeft gemotiveerd en toegelicht waarom eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is. Samengevat heeft eiseres een goed gevuld dagverhaal, waarbij zij diverse bezigheden heeft de gehele dag waardoor zij niet voldoet aan de uitzonderingscriteria conform het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b aldus voldoende gemotiveerd dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft. In het verlengde hiervan heeft de verzekeringsarts b&b naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende gemotiveerd waarom bij eiseres geen urenbeperking wordt aangenomen. Eiseres voldoet namelijk niet aan één van de voorwaarden voor een urenbeperking die vermeld staan in de standaard “Duurbelastbaarheid in arbeid”, namelijk: stoornis in de energiehuishouding, preventief of verminderde beschikbaarheid. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder onvoldoende beperkingen heeft opgenomen in de FML en dat de beperkingen van eiseres ernstig worden onderschat, overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts b&b heeft in de heroverweging aangegeven dat de primaire arts in de FML uitgebreid rekening heeft gehouden met beperkingen ten aanzien van de duidelijk objectiveerbare verminderde cognitieve belastbaarheid. Verder is rekening gehouden met de regelmaat van eiseres door ’s avonds werken te beperken. De verzekeringsarts b&b heeft geconstateerd dat eiseres verder rugklachten heeft die repetitieve rugbeperkingen aannemelijk maken en heeft daar aanvullende beperkingen voor opgenomen in de FML. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts b&b over de beperkingen van eiseres. Eiseres heeft in beroep ook geen aanvullende medische informatie in het geding gebracht op basis waarvan twijfel over de beoordeling van haar lichamelijke en psychische aandoeningen door de verzekeringsarts b&b had kunnen ontstaan. De rechtbank benadrukt in dit verband dat het systeem van arbeidsgeschiktheidsbeoordeling maakt dat hoe eiseres (en haar omgeving) zelf haar klachten ervaart, geen voldoende basis kan vormen voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid. De ervaren klachten kunnen alleen via medisch objectiveerbare informatie worden vertaald in beperkingen voor het verrichten van arbeid. Bij eiseres zijn in dit verband ook een groot aantal beperkingen aangenomen, waarvan de rechtbank van oordeel is dat deze passend zijn.
4.6
Zonder afbreuk te doen aan hetgeen eiseres zelf ervaart en aan de impact hiervan op haar dagelijks leven (en dat van haar omgeving) volgt uit het bovenstaande dat de medische component van het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden berust. De beroepsgronden treffen geen doel.
5. De rechtbank heeft tot slot de functies bestudeerd die door de arbeidsdeskundige b&b zijn geduid in het rapport van 25 maart 2020. Eiseres heeft in dit kader aangevoerd dat de geduide functies de belastbaarheid overschrijden. De rechtbank ziet echter geen aanwijzingen dat deze functies, die immers zijn geduid aan de hand van de beperkingen van eiseres zoals neergelegd in de FML welke de rechtbank, zoals overwogen, voor juist houdt, niet geschikt voor eiseres zouden zijn. Nu eiseres ten aanzien van de functies die thans aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd ook geen concrete arbeidskundig gronden heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de geduide functies passen binnen de belastbaarheid van eiseres.
6. Uit het voorgaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden de WIA-uitkering van eiseres heeft geweigerd.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.