ECLI:NL:RBDHA:2021:7682

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
NL21.6508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse vrouw met vrees voor besnijdenis van dochter

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse vrouw die vreesde voor de besnijdenis van haar dochter. Eiseres, die in Nigeria is geboren, heeft aangevoerd dat zij en haar dochter in gevaar zijn vanwege de culturele praktijk van vrouwenbesnijdenis binnen haar familie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet te vrezen heeft voor de besnijdenis van haar dochter. De rechtbank wees erop dat, hoewel in de bevolkingsgroep van eiseres besnijdenis relatief weinig voorkomt, het in haar familie veelvuldig voorkomt. Eiseres heeft zelf ook de ervaring van besnijdenis en heeft verklaard dat de druk vanuit de familie om deze praktijk voort te zetten groot is. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met deze familieomstandigheden en dat de argumenten van de staatssecretaris niet overtuigend waren.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris niet voldoende heeft aangetoond dat eiseres zich als alleenstaande vrouw in een grote stad in Nigeria kan handhaven. Eiseres heeft aangegeven dat zij geen sociaal netwerk heeft en dat zij medisch kwetsbaar is, wat haar vermogen om zelfstandig te overleven in een grote stad in twijfel trekt. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om opnieuw te beslissen op de aanvraag van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.496.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.6508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres] v-nummer: [nummer] , eiseres

mede namens haar minderjarige dochter
[dochter],
v-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. K. Ross),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

ProcesverloopBij besluit van 23 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Aan eiseres is uitstel van vertrek verleend in afwachting van een beslissing om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2021 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1988. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat zij in Nigeria een geldbedrag heeft geleend van een vrouw die zij mevrouw [naam] noemt, om naar Nederland te komen. Eiseres werkte in Nigeria in een kapsalon, waar zij mevrouw [naam] ontmoette. Mevrouw [naam] beloofde haar dat zij in Nederland ook in een kapsalon zou komen te werken. Mevrouw [naam] heeft eiseres een voodoo-eed af laten leggen dat zij het geld zou terug betalen. Eenmaal in Nederland aangekomen heeft eiseres voor mevrouw [naam] gedwongen in de prostitutie moeten werken en is zij, met behulp van een Nederlandse man, ontsnapt. Eiseres had in Nigeria ook problemen met de ooms van haar vader, omdat zij op jonge leeftijd is uitgehuwelijkt aan een oudere voodoo-priester. Haar vader heeft daarvoor een voodoo-eed afgelegd. Eiseres vreest bij terugkeer naar Nigeria gedood te worden als gevolg van deze voodoo-eed. Verder zal eiseres zich als alleenstaande vrouw met een kind in Nigeria niet staande kunnen houden. Eiseres vreest dat haar dochter in Nigeria besneden zal worden, omdat dit haar zelf ook is aangedaan en dat de gewoonte is van haar stam.
2. De asielaanvraag van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- vertrek naar Nederland via mevrouw [naam] ;
- uithuwelijking;
- vrouwenbesnijdenis en
- alleenstaande vrouw.
Verweerder volgt eiseres in de door haar gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder volgt ook dat de dochter van eiseres op dit moment niet besneden is en dat eiseres in Nigeria een alleenstaande vrouw zal zijn. De door verweerder geloofwaardig bevonden elementen zijn volgens hem onvoldoende zwaarwegend om eiseres aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Verder heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM, aldus verweerder. Verweerder volgt eiseres verder niet in haar verklaringen over haar vertrek naar Nederland via mevrouw [naam] en haar verklaringen over de uithuwelijking. Op wat verweerder over het voorgaande overweegt wordt – voor zover relevant – hierna verder ingegaan.
3. De rechtbank ziet aanleiding om eerst in te gaan op het relevante element ‘vrouwenbesnijdenis’. Op 17 juni 2021 is door verweerder een brief verstuurd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, over het wijzigen van het landgebonden beleid ten aanzien van Nigeria. Uit deze brief volgt – kort gezegd en voor zover hier van belang– dat de politie in Nigeria inefficiënt is door een gebrek aan capaciteit. Dit leidt tot gebrekkige ordehandhaving en bescherming van de burgers tegen criminaliteit en geweld. Aangenomen wordt daarom dat het in Nigeria niet mogelijk is om de bescherming in te roepen van de autoriteiten of van internationale organisaties. Verder volgt uit de brief van 17 juni dat gendergerelateerd geweld tegen vrouwen een veelvoorkomend en wijdverbreid fenomeen is in Nigeria. Vrouwenbesnijdenis is een diepgeworteld cultureel verschijnsel dat zowel in het noorden als het zuiden van Nigeria wordt toegepast door vrijwel alle religieuze en etnische groepen. De familie, inclusief moeders en grootmoeders, speelt een grote rol in het in standhouden van de praktijk van vrouwenbesnijdenis. Het landgebonden beleid ten aanzien van Nigeria wordt er daarom dusdanig op aangepast dat wordt aangenomen dat een binnenlands beschermingsalternatief voor meisjes of vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt te vrezen voor vrouwenbesnijdenis, doorgaans niet aanwezig is, tenzij verweerder op grond van individuele omstandigheden kan concluderen dat de betreffende vreemdeling zich wel elders in Nigeria kan vestigen.
3.1
Door eiseres is een beroep gedaan op deze beleidswijziging. Eiseres vreest namelijk voor de besnijdenis van haar dochter bij terugkeer naar Nigeria en stelt zich op het standpunt dat zij zich hieraan niet zal kunnen onttrekken. Zij kan niet met haar dochter bij haar familie verblijven, omdat de druk vanuit de familie om de besnijdenis te (laten) uitvoeren groot is. Eiseres heeft zich zelf ook niet kunnen onttrekken aan haar eigen besnijdenis. Eiseres zal zich, gelet op de informatie die volgt uit de brief van 17 juni, ook niet kunnen wenden tot de autoriteiten of internationale organisaties voor hulp. Verder kan eiseres zich niet zelfstandig vestigen in een grote stad om zich op die manier aan de besnijdenis van haar dochter te onttrekken. Eiseres betoogt medisch kwetsbaar te zijn en zich zonder sociaal netwerk niet alleen te kunnen handhaven.
3.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet heeft te vrezen voor de besnijdenis van haar dochter. In de bevolkingsstam waaruit eiseres afkomstig is komt besnijdenis relatief weinig voor, namelijk 33,7 procent, terwijl dit voor de rest van Nigeria tot 62 procent oploopt. Uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 (het ambtsbericht) blijkt ook dat sprake is van een daling van het aantal vrouwen dat wordt onderworpen aan vrouwenbesnijdenis. Besnijdenis is strafbaar in Nigeria, wat de praktijk volgens verweerder ontmoedigt. Bovendien wordt de besnijdenis van een meisje geïnitieerd door haar ouders. Nu eiseres niet wil dat haar dochter wordt besneden, zal zich dat minder waarschijnlijk voordoen. Voor zover eiseres wel te vrezen heeft voor de besnijdenis van haar dochter, kan zij zich daaraan onttrekken door zich te vestigen in een grote stad. Dat zij daarbij de hulp van de autoriteiten of internationale organisaties kan inroepen heeft verweerder op zitting laten vallen en legt hij niet langer ten grondslag aan het bestreden besluit. Wel handhaaft verweerder het standpunt dat uit het visumdossier van eiseres blijkt dat zij werkzaam is als docente bij [bedrijf] en dus een baan had voorafgaand aan haar vertrek uit Nigeria. Van eiseres kan dus volgens verweerder worden verwacht dat zij opnieuw op zoek gaat naar werk om zich op die manier samen met haar dochter staande te kunnen houden in een grote stad. Hoewel verweerder niet uitgaat van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres dat zij – in tegenstelling tot de informatie uit het visumdossier – een opleiding volgde tot kapster, zou ze ook in dat geval in die branche werk kunnen zoeken en zich staande kunnen houden in een grote stad. Uit het ambtsbericht blijkt verder niet dat hervestiging nimmer mogelijk is wanneer een vrouw geen netwerk heeft van familieleden of personen met dezelfde afkomst. Op zitting heeft verweerder hier nog aan toegevoegd dat eiseres eerder zelfstandig heeft gewoond en dat opnieuw zou kunnen doen.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres niet te vrezen heeft voor de besnijdenis van haar dochter. Hoewel in de bevolkingsgroep waaruit eiseres afkomstig is besnijdenis relatief weinig voorkomt, is door verweerder daarbij onvoldoende meegewogen dat het in de familie van eiseres wél veelvuldig voorkomt. Eiseres heeft in het nader gehoor verklaard dat zowel in haar vaders familie als in haar moeders familie elk meisje wordt besneden. Dat zijn de regels, zo is hun cultuur en zo gebeurt dat al jaren in haar familie, aldus de verklaring van eiseres. [1] Uit de brief van 17 juni blijkt – anders dan verweerder stelt – dat niet alleen de ouders van een meisje haar besnijdenis initiëren. De familie, inclusief moeders en grootmoeders, speelt een grote rol bij het in standhouden van de praktijk van vrouwenbesnijdenis. Dat vrouwenbesnijdenis binnen de familie van eiseres voorkomt is door verweerder niet ongeloofwaardig geacht en dit blijkt onder andere uit het onbestreden gegeven dat eiseres zelf ook is besneden. Door slechts te verwijzen naar het relatief lage percentage vrouwenbesnijdenissen binnen de bevolkingsgroep van eiseres heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres ondanks haar familieomstandigheden niet heeft te vrezen voor de besnijdenis van haar dochter. Dat vrouwenbesnijdenis strafbaar is in Nigeria is daarvoor ook onvoldoende motivering, nu uit de brief van 17 juni volgt dat de praktijk blijft voortbestaan ondanks de strafbaarstelling en dat de autoriteiten daartegen ook geen bescherming kunnen bieden. Deze beroepsgrond slaagt.
3.4
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook onvoldoende heeft gemotiveerd dat op grond van de individuele omstandigheden geconcludeerd kan worden dat eiseres zich als alleenstaande vrouw staande zal kunnen houden in een grote stad. De rechtbank wijst erop dat het in het licht van het nieuwe beleid aan verweerder is om aannemelijk te maken dat sprake is van deze individuele omstandigheden op basis waarvan dat te concluderen valt. Dat heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. Anders dan verweerder stelt is de rechtbank uit het dossier niet gebleken dat eiseres zich eerder zelfstandig in een grote stad staande heeft weten te houden. Zo heeft eiseres bijvoorbeeld verklaard dat ze in één huis woonde met haar moeder, broertje en zusje en dat haar moeder haar hielp en onderhield, onder andere door haar eten te geven. [2] Nog los van de vraag of eiseres daadwerkelijk als docente of kapster werk kan vinden in Nigeria om op die manier in haar levensonderhoud te voorzien, staat daarmee nog niet vast dat zij zich als alleenstaande vrouw staande zal kunnen houden. Verweerder is daarbij namelijk volledig voorbij gegaan aan de stelling van eiseres dat zij zich vanwege het ontbreken van een sociaal netwerk en gelet op haar medische situatie en die van haar dochter niet staande zal weten te houden. De rechtbank acht dat in dit kader wel relevant, waardoor het besluit ook op dit punt een motiveringsgebrek bevat. Ook deze beroepsgrond slaagt.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep gegrond, zal het bestreden besluit worden vernietigd en zal verweerder opnieuw op de aanvraag moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven op grond van artikel 8:72, derde lid, onder a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet ook geen aanleiding om met toepassing van artikel 8:51a van de Awb een tussenuitspraak te doen.
5. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank aan een bespreking van de overige beroepsgronden niet toe.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op opnieuw op de aanvraag te beslissen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid vanmr. P.I. van der Meer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 8, Verslag nader gehoor.
2.Pagina 11 en pagina 14, Verslag gehoor aanmeldfase.