ECLI:NL:RBDHA:2021:772

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
C/09/602385
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

Op 5 januari 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, als belanghebbenden aangemerkt. De ouders hebben in de afgelopen periode positieve stappen gezet in de opvoeding van de minderjarige, waaronder therapieën en ondersteuning in opvoedvaardigheden. Echter, er zijn ook zorgen over de pedagogische situatie en de problematische partnerrelatie van de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen van 9 januari 2021 tot 9 juli 2021, met behoud van de gecertificeerde instelling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/602385 / JE RK 20-2635
Datum uitspraak: 5 januari 2021

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 11 november 2020 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M.S. Krol te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 5 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. A.L. Witteveen, waarnemend voor mr. M.S. Krol.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de ouders.
- Bij beschikking 9 januari 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] onder toezicht gesteld van 9 januari 2020 tot 9 juli 2020 en is het verzoek voor het overige aangehouden, waarna de kinderrechter in deze rechtbank bij beschikking d.d. 8 juli 2020 het resterende deel van het verzoek heeft toegewezen. De huidige ondertoezichtstelling loopt thans tot 9 januari 2021.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. De gecertificeerde instelling heeft het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. De ouders hebben de afgelopen tijd positieve stappen gezet in de opvoeding van [minderjarige] , onder meer door de inzet van EMDR- en zelfbeeldtherapie voor de moeder, hulp van de praktijkondersteuner voor de vader en gezamenlijke relatietherapie. Ook is Coach Point in september 2020 gestart met ondersteuning in de opvoedvaardigheden van de ouders. Coach Point heeft zorgen geuit over het feit dat het de ouders nog niet lukt om pedagogisch verantwoord te handelen en de kinderen van de vader te begrenzen. [minderjarige] krijgt veel mee van deze situaties en laat kopieergedrag zien. De jeugdbeschermer vraagt zich af in hoeverre het de moeder lukt om [minderjarige] een pedagogisch verantwoord opvoedklimaat te bieden zonder overvraagd te worden door de andere kinderen. Verder zijn er zorgen over de problematische partnerrelatie van de ouders en het feit dat zij deze problematiek bagatelliseren. Het komende jaar zal worden benut om een borgingsplan op te stellen in aanloop naar de overdracht naar het vrijwillig kader, zodat de ouders ook na de ondertoezichtstelling de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] blijvend kunnen waarborgen. Vanwege de moeizame samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de ouders is het opstellen van dit plan nog niet gelukt, en dat is tevens de reden dat de termijn van een jaar is verzocht in plaats van de termijn van zes maanden. Ter zitting heeft de huidige jeugdbeschermer aangegeven dat de moeizame samenwerking onder andere komt doordat het niet goed lukt om afspraken en huisbezoeken te plannen vanwege de werktijden van de vader.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd. De advocaat van de moeder heeft primair verzocht het verzoek af te wijzen en subsidiair verzocht de verlenging van de ondertoezichtstelling toe te wijzen voor de duur van zes maanden. Daartoe is het volgende bepleit. Enkele therapieën zijn reeds afgerond en de ouders zijn gemotiveerd om de nog lopende hulpverleningstrajecten voort te zetten. Coach Point is niet ingezet voor [minderjarige] maar voor de andere kinderen in de thuissituatie van de vader. De ouders willen werken aan het taalgebruik van [minderjarige] , maar achten dit onvoldoende rechtvaardiging voor een ondertoezichtstelling. Daarbij komt dat het vrijwillig kader toereikend is nu de ouders de hulp accepteren. Ten aanzien van de termijn geldt dat de ouders weinig horen van de gecertificeerde instelling, maar dat met de samenwerking verder niets mis is, en dat de gecertificeerde instelling zelf heeft aangegeven zes maanden voldoende te vinden indien de samenwerking met de ouders goed loopt.
De moeder heeft aangegeven dat de vader veel werkt in zijn eigen bedrijf en daarom niet zomaar doordeweeks midden op de dag een afspraak kan maken met de gecertificeerde instelling. Om de week is de vader een dag vrij, dus op die dag zouden de afspraken plaats kunnen vinden.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen. Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. [minderjarige] groeit op in een gezinssituatie met (om de week) de vier andere kinderen van de vader, die probleemgedrag laten zien. Daarbij bestaat het risico dat [minderjarige] ondergesneeuwd raakt door de problematiek van het gezinssysteem. De ouders hebben de afgelopen tijd positieve stappen gezet door aan de slag te gaan met individuele en gezamenlijke hulpverlening. De kinderrechter volgt de gecertificeerde instelling in het standpunt dat een verlenging van de ondertoezichtstelling in aanloop naar de overdracht naar het vrijwillig kader noodzakelijk is, zodat zicht kan worden gehouden op verdere verbetering van de thuissituatie en om samen met de ouders een borgingsplan op te stellen. Ter zitting heeft de moeder concreet aangegeven op welke manier de ouders tot afspraken met de gecertificeerde instelling kunnen komen. Indien het de ouders en de gecertificeerde instelling lukt om de komende periode in onderling overleg tot voldoende afspraken te komen, acht de kinderrechter de termijn van zes maanden afdoende om het borgingsplan op te stellen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 9 januari 2021 tot 9 juli 2021 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2021 door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Kokx als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.