Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Beschikking van de kinderrechter
[de vrouw]
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 januari 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2004, en de afwijzing van een verzoek tot uithuisplaatsing. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter had eerder op 9 december 2020 al een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp verleend. Tijdens de zitting op 5 januari 2021 werd de minderjarige gehoord, evenals zijn moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.
De moeder heeft ingestemd met de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. Zij heeft aangegeven dat de minderjarige, ondanks zijn verleden van agressief gedrag en hasjgebruik, gemotiveerd is om thuis te blijven en zich te bewijzen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, maar dat de gronden voor uithuisplaatsing onvoldoende zijn. De kinderrechter oordeelt dat de minderjarige nog een kans moet krijgen om met ambulante jeugdhulp thuis te wonen, waarbij intensieve begeleiding en therapie noodzakelijk zijn.
De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot 5 januari 2022 en heeft het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.