ECLI:NL:RBDHA:2021:7746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
C/09/612908 / JE RK 21-1320 C/09/612971 / JE RK 21-1328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 15 juni 2021 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is gestart naar aanleiding van verzoekschriften van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, die op 2 en 3 juni 2021 zijn ingediend. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige], die geboren is op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats]. De ouders zijn betrokken bij een gewelddadige relatie, wat leidt tot onveilige situaties voor [minderjarige]. Ondanks de betrokkenheid van hulpverleners is het niet gelukt om veiligheidsafspraken te maken.

De kinderrechter heeft op 3 juni 2021 al een voorlopige ondertoezichtstelling en spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend, die geldig was tot 16 juni 2021. Tijdens de zitting op 15 juni 2021 zijn de ouders, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling verschenen. De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de ontwikkeling van [minderjarige] beoordeeld. De ouders hebben aangegeven bereid te zijn om samen te werken met hulpverleners en hebben stappen gezet om hun situatie te verbeteren.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat het noodzakelijk is om de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering van 16 juni 2021 tot 3 september 2021, en machtigt deze stichting om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening van 16 juni 2021 tot 16 augustus 2021. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en is mondeling gegeven in het openbaar.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/612908 / JE RK 21-1320 en C/09/612971 / JE RK 21-1328
Datum uitspraak: 15 juni 2021

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van de op 2 juni 2021 en 3 juni 2021 ingekomen verzoekschriften van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
met een BRP-adres te [woonplaats 1] feitelijk verblijvende bij de moeder,

[de moeder],

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. N. van Amsterdam, te Leiden,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 3 juni 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 2 juni 2021 tot 16 juni 2021 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
Bij beschikking d.d. 3 juni 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is spoedmachtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor crisisopvang van 3 juni 2021 tot 16 juni 2021 en de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook voornoemde beschikkingen d.d. 3 juni 2021.
Op 15 juni 2021 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Het lukt de ouders niet om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De ouders hebben geweld gebruikt naar elkaar en er zijn zorgen dat [minderjarige] dit ook zal meemaken. De stress die [minderjarige] hierdoor zal ervaren is slecht voor haar ontwikkeling. Ondanks de betrokkenheid van diverse instanties is het niet gelukt om (veiligheids)afspraken te maken met de ouders. De vader heeft zich verbaal agressief en vijandig opgesteld tegen het ziekenhuispersoneel en de hulpverleningsinstanties. Het is positief dat de vader een prille samenwerkingsrelatie is aangegaan met de jeugdbeschermer en behandeling heeft gezocht voor zijn problematiek. De verzochte maatregelen zijn noodzakelijk om de komende periode onderzoek te kunnen doen en de veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen. Hierbij is het van belang dat de ouders eerst laten zien dat ze de samenwerkingsrelatie in stand kunnen houden en in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad. De ouders willen voor [minderjarige] zorgen en zijn gemotiveerd om aan de slag te gaan. De vader heeft zelf de stap gezet om naar Fivoor te gaan en is met zijn therapie gestart. De ouders hebben aangegeven ook systeemgesprekken te willen. De komende tijd moet er een plan van aanpak worden opgesteld. De ouders krijgen daar ook de ruimte in om initiatief te nemen. Vanuit daar moet gekeken worden wat de doelen zijn die behaald moeten worden om de veiligheid van [minderjarige] thuis te kunnen waarborgen en haar terug te kunnen plaatsen. Een moederkind-huis lost de problemen mogelijk niet op, uiteindelijk moet het thuis structureel veilig zijn.
De moeder heeft, mede bij monde van haar advocaat, verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing. De moeder heeft verklaard dat ze nooit had verwacht dat dit zou gebeuren. Ze wil er alles aan doen om voor [minderjarige] te kunnen zorgen. De andere dochter van de moeder woont (tijdelijk) bij de vader zodat het rustiger is bij de moeder thuis. De advocaat heeft benadrukt dat er een aantal incidenten is geweest tussen de ouders waardoor er zorgen zijn ontstaan over de veiligheid van [minderjarige] . De moeder denkt dat de beste optie is dat de vader tijdelijk niet meer bij de moeder woont zodat de veiligheid van [minderjarige] kan worden gewaarborgd. De moeder staat ook open voor een moederkind-huis, maar de zorgen liggen vooral in de relatie tussen de ouders. [minderjarige] is nog erg jong en het is van belang dat ze zich kan hechten aan de moeder. Het is daarom van belang dat [minderjarige] zo snel mogelijk weer bij de moeder wordt geplaatst. Door middel van de voorlopige ondertoezichtstelling kan er zicht worden gehouden op de veiligheid van [minderjarige] en passende hulpverlening wordt ingeschakeld. De moeder verzoekt daarom om de machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen.
De vader heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing. De vader heeft verklaard dat hij niet verbaal agressief is geweest naar het ziekenhuispersoneel; er was veel onduidelijkheid waardoor de spanningen opliepen. De vader ziet in dat zijn reactie verkeerd was en staat open voor hulp.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals die is gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen en uit de verklaringen van de gehoorde personen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht wordt gesteld.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing, hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de uithuisplaatsing geboden is, wordt verleend. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden aanwezig zijn. De gecertificeerde instelling zal dan ook voorlopig worden gemachtigd – zulks in afwachting van het rapport en advies van de Raad – om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid en de ontwikkeling van [minderjarige] in de opvoedomgeving. Er is sprake van een patroon waarbij de ouders fysiek geweld naar elkaar gebruiken. [minderjarige] is nog erg jong en volledig afhankelijk van de ouders. Ondanks de inzet van hulpverlening in het vrijwillige kader is het onvoldoende gelukt om veiligheidsafspraken te maken, mede doordat de vader zich vijandig opstelde. De ouders hebben sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] een prille positieve ontwikkeling laten zien door samen te werken en in gesprek te gaan met de hulpverlening en zelf ook hulp te zoeken. Op dit moment is er echter nog onvoldoende zicht op de veiligheid van [minderjarige] bij de ouders. Mede gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige] is het van belang dat er snel duidelijkheid komt. De kinderrechter zal de voorlopige ondertoezichtstelling daarom toewijzen zoals verzocht, maar de machtiging tot uithuisplaatsing toewijzen voor twee maanden. In deze korte periode is het van belang dat er goed wordt gekeken naar de opties en moet het contact tussen de ouders en [minderjarige] geregeld worden. Het is van belang dat de ouders positieve stappen blijven zetten en laten zien dat zij de veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie kunnen waarborgen.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 16 juni 2021 tot 3 september 2021 voorlopig onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 16 juni 2021 tot 16 augustus 2021 en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2021 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 19 juli 2021.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.