In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 juni 2021 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2004, naar aanleiding van zorgen over zijn opvoedomgeving. Het verzoekschrift, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, werd ondersteund door de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland. De ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige en zijn ouders aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige. Hij vertoont zelfbepalend gedrag, gaat niet naar school en onttrekt zich aan het gezag van zijn ouders. De ouders zijn niet in staat om adequaat in te spelen op de problematiek van hun kind, wat leidt tot conflicten en een onveilige thuissituatie. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een veilige en stabiele opvoedomgeving te creëren en om de minderjarige de benodigde ondersteuning te bieden in zijn ontwikkeling.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen voor de periode van 15 juni 2021 tot 15 juni 2022, met de verklaring dat deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier V.A.H. Schoorl. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.