ECLI:NL:RBDHA:2021:7758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
09/272301-20; 09/107257-21; 09/020888-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, diefstal met valse sleutel en witwassen door verdachte

Op 21 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2002, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting, diefstal met valse sleutel en (eenvoudig) witwassen. De verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten die zich voornamelijk in oktober 2020 en januari 2021 hebben voorgedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op slinkse wijze oudere slachtoffers heeft benaderd, zich voordoend als bankmedewerkers, om hen te misleiden tot het afgeven van hun bankpassen en pincodes. Hierdoor heeft de verdachte aanzienlijke geldbedragen van de slachtoffers weten te stelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het recidiverende karakter van de verdachte. De verdachte heeft zich op slinkse wijze verrijkt ten koste van kwetsbare ouderen, wat heeft geleid tot een aanzienlijke inbreuk op hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] toegewezen, terwijl de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk is verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de in beslag genomen bedragen terug te geven aan de rechthebbenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/272301-20 ; 09/107257-21 (gev. ttz.); 09/020888-21 (gev. ttz.)
Datum uitspraak: 21 juli 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte ] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats 1] ,
BRP-adres: [adres] ,
op dit moment gedetineerd in Detentiecentrum “Rotterdam” te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 april 2021 (pro forma) en 7 juli 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.F. Baas, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 09/272301-20
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2020, te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een of meer voorwerp(en) (te weten een of meer (contant(e)) geldbedrag(en) ad in totaal Eur 10.866,98),
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld, wie de rechthebbende op dit voorwerp is/zijn en/of
- dit voorwerp heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit voorwerp, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in verenging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit één of meer betaal- en/of geldautoma(a)t(en) heeft weggenomen één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een bankpas en/of bijhorende pincode tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, in/uit één of meer betaal- en/of geldautoma(a)t(en) één of meer geldbedragen te pinnen (met een totaal bedrag van ongeveer 10.866,98), tengevolge waarvan genoemde geldbedrag(en) van de rekening van voornoemde [slachtoffer 1] werd(en) afgeschreven;
3.
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te Zoetermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een pinpas met bijhorende pincode en/of een scanapparaat van de Rabobank, door
- die [slachtoffer 1] op te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de Rabobank en/of
- te zeggen dat men toegang had tot de rekening van die [slachtoffer 1] en dat de kans groot was dat men geld van zijn rekening kon halen en/of
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn pincode moest geven en dat zijn pinpas en scanapparaten zouden worden opgehaald door een medewerker van de Rabobank en/of
- te zeggen dat deze medewerker [naam] heet en dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is en/of
- dat als voornoemde medewerker van de Rabobank bij die [slachtoffer 1] aan de deur kwam, die [slachtoffer 1] voornoemd telefoonnummer moest bellen en de telefoon aan deze medewerker aan de deur moest geven zodat die kon controleren of het daadwerkelijk de medewerker van de Rabobank was en/of
- toen voornoemde medewerker aan de deur bij die [slachtoffer 1] kwam, die [slachtoffer 1] voornoemde telefoonnummer heeft gebeld en de telefoon (vervolgens) aan die medewerker heeft gegeven;
onder parketnummer 09/107257-21
hij op of omstreeks 23 december 2020 te Amstelveen, althans in Nederland, een geldbedrag vam 10,000 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door middels een bankautomaat/betaalautomaat geld (daaruit) op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl verdachte geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en/of code van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen hadden.
onder parketnummer 09/020888-21
1.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of Oegstgeest en/of Sassenheim en/of Bennebroek, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen en/of telkens, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van bankpassen en/of de bijbehorende pincodes, door (telkens)
- telefonisch contact met voornoemde slachtoffers op te nemen en/of
- zich voor te doen als (een) bankmedewerker(s) en/of
- voornoemde slachtoffers te vertellen zij waren opgelicht en/of konden worden opgelicht en/of dat hun bankrekeningen konden worden gehackt en/of
- hen te vragen hun bankpassen door de knippen en/of vervolgens hen die bankpassen en/of bijbehorende pincodes te laten afgeven;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 22 januari 2021 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Oegstgeest en/of Bennebroek en/of Sassenheim, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) meerdere geldbedragen toebehorende aan
- [slachtoffer 3] (4450 euro) en/of
- [slachtoffer 4] (6000 euro) en/of
- [slachtoffer 5] (1000 euro) en/of
- [slachtoffer 6] (2583 euro),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens middels een bankautomaat/betaalautomaat geld (daaruit) op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl verdachten geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en/of codes van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen hadden;
3.
hij op of omstreeks 22 januari te Oegstgeest, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, één of meerdere voorwerpen
- een groot geldbedrag (15000 euro) en/of
- meerdere sloffen sigaretten en/of
- VVV-bonnen en/of
- bankpassen
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen, geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;

3.De geldigheid van de dagvaarding met parketnummer 09/020888-21

De raadsman heeft bepleit dat de dagvaarding met parketnummer 09/020888-21 partieel nietig dient te worden verklaard ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, omdat het jaartal in dit ten laste gelegde feit ontbreekt. De dagvaarding is op dat punt onvoldoende begrijpelijk, aangezien het dossier en het onderzoek ter terechtzitting zien op feiten van zowel 2020 als 2021.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontbreken van het jaartal als kennelijke omissie dient te worden opgevat, nu uit het dossier voldoende duidelijk blijkt dat het om 2021 gaat.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging voldoende gespecificeerd is en dat het voor alle betrokken partijen voldoende duidelijk is dat het bij het betreffende feit om het jaar 2021 gaat. Immers, uit de behandeling ter terechtzitting, de ondervraging van de verdachte en de door de raadsman overgelegde pleitnota is gebleken dat het de verdachte en de raadsman voldoende duidelijk was waar de verdachte van werd verdacht en waartegen hij zich moest verweren; de rechtbank zal de tenlastelegging in zoverre verbeterd lezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en oordeelt dat de dagvaarding geldig is.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat:
  • het bij het in de zaak met parketnummer 09/272301-20 onder 1 ten laste gelegde feit om witwassen van een geldbedrag van € 5.000,- uit eigen misdrijf gaat en dat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden verklaard;
  • het in de zaak met parketnummer 09/272301-20 onder 2 ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden verklaard;
  • het bij het in de zaak met parketnummer 09/020888-21 onder 3 ten laste gelegde feit om witwassen van een geldbedrag van € 12.560,-, meerdere sloffen sigaretten, vijf VVV-bonnen en bankpassen uit eigen misdrijf gaat.
Op specifieke standpunten van de officier van justitie zal de rechtbank - voor zover relevant - onder 4.3. en 4.5. nader ingaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder parketnummer 09/272301-20 als 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de bewezenverklaring betreft. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde feit dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens de toepassing van de kwalificatie-uitsluitingsgrond. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 09/107257-21 ten laste gelegde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 09/020888-21 onder 1 ten laste gelegde feit. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat met betrekking tot het gedachtestreepje ‘een groot geldbedrag (15000 euro)’ een bewezenverklaring kan volgen voor het op 21 januari 2021 in de kleding van de verdachte aangetroffen geldbedrag. Voorts heeft de raadsman zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit op het standpunt gesteld dat sprake is van een kwalificatie-uitsluitingsgrond, met uitzondering van het gedachtestreepje ‘bankpassen’.
Op specifieke standpunten van de raadsman zal de rechtbank - voor zover relevant - onder 4.5. nader ingaan.
4.3.
Vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 09/107257-21 ten laste gelegde feit
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het onder parketnummer 09/107257-21 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat op de camerabeelden van 23 december 2020 weliswaar een persoon te zien is die een jas draagt die overeen lijkt te komen met de jas die de verdachte bij zijn aanhouding op 22 januari 2021 droeg, maar dat van deze persoon geen gelaatskenmerken zijn waargenomen. Daarnaast volgt uit het dossier dat de jas die de verdachte bij zijn aanhouding op 22 januari 2021 droeg een jas van het merk Bershka is. Het is algemeen bekend dat Bershka een populaire winkelketen betreft. Dit maakt dat niet kan worden gesteld dat de verdachte over een zeer exclusieve jas beschikte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de persoon op de camerabeelden van 23 december 2020 de verdachte betreft.
Concluderend zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van dit feit.
4.4.
Gebruikte bewijsmiddelen in de zaken met parketnummers 09/272301-20 en
09/020888-21
De rechtbank heeft de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden in bijlage I opgenomen.
4.5.
Bewijsoverwegingen
4.5.1.
Ten aanzien van parketnummer 09/272301-20
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op de telefoon van de verdachte op 29 oktober 2020 om 14.23 uur was gezocht naar het adres [slachtoffer 1] te Zoetermeer, zijnde het adres van aangever [slachtoffer 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ). Tevens was om 14.16 uur op de telefoon van de verdachte een zoekslag op Google gemaakt met de tekst ‘kan 10k uit rabobank’.
Diezelfde middag werd [slachtoffer 1] rond 14.30 uur gebeld door een iemand die zich uitgaf als [naam] , medewerker van de Rabobank. [naam] deelde [slachtoffer 1] mede dat men toegang had tot zijn rekening en dat de kans groot was dat men daar geld vanaf kon halen. [naam] vroeg [slachtoffer 1] zijn pincode aan hem te geven, aan welk verzoek [slachtoffer 1] heeft voldaan. Daarnaast vroeg [naam] [slachtoffer 1] onder meer zijn pinpas in een envelop te doen, die zou worden opgehaald door een andere medewerker. Toen de andere zogenaamde medewerker aanbelde, heeft [slachtoffer 1] hem ter controle telefonisch met [naam] laten spreken. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] de envelop met daarin onder meer zijn pinpas meegegeven aan de man aan de deur. De man aan de deur betrof een donkergetinte man tussen de 20 en de 25 jaar oud. Hij was ongeveer 1.80 meter lang en had kort, donker haar.
Hierna werden met de pinpas van [slachtoffer 1] vanaf 14.43 uur bij achtereenvolgens de Rabobank, het Kruidvat, de MediaMarkt en wederom de Rabobank in Zoetermeer geldbedragen gepind en aankopen gedaan. Van deze transacties zijn camerabeelden beschikbaar. De verdachte heeft verklaard dat hij de persoon is die te zien is op de camerabeelden van de MediaMarkt. Ten aanzien van de camerabeelden van het Kruidvat en de HTM (die de camerabeelden gericht op de desbetreffende Rabobank heeft verstrekt) stelt de rechtbank vast dat de persoon op deze camerabeelden dezelfde kleding en dezelfde schoenen aan heeft als de persoon op de camerabeelden bij de MediaMarkt, zijnde de verdachte.
Om 16.00 uur is de verdachte aangehouden bij de MediaMarkt met een contant geldbedrag van € 2.040,- op zak.
Op 5 november 2020 is [slachtoffer 1] een politiefoto van de verdachte getoond met de vraag of dit de man was die op 29 oktober 2020 bij hem aan de deur was om zijn pinpas op te halen. [slachtoffer 1] antwoordde dat dit hem best wel eens zou kunnen zijn, dat hij dezelfde huidskleur heeft en dat hij hem herkent aan zijn haar.
Het voorgaande in samenhang beziend is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die met de pinpas van [slachtoffer 1] geldbedragen heeft opgenomen bij de Rabobank en heeft gepind bij het Kruidvat en de MediaMarkt. Gelet op het korte tijdsbestek tussen het moment waarop [slachtoffer 1] zijn pinpas en pincode heeft afgegeven en het pinnen door verdachte daarmee, kan het naar het oordeel van de rechtbank, in combinatie met het door [slachtoffer 1] gegeven signalement en de zoekslag op de telefoon van de verdachte naar het adres van [slachtoffer 1] , niet anders dan dat de verdachte ook degene is geweest die bij [slachtoffer 1] aan de deur is geweest om diens pinpas op te halen.
Met betrekking tot het medeplegen van de oplichting van [slachtoffer 1] overweegt de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de verdachte een mededader had. Op een andere manier valt immers niet te verklaren dat de verdachte bij [slachtoffer 1] aan de deur heeft gestaan en zowel [slachtoffer 1] als de verdachte op datzelfde moment telefonisch met “ [naam] ” heeft gesproken. Voor de aanwezigheid van een handlanger ten tijde van de diefstallen met valse sleutels bevinden zich naar het oordeel van de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit alleen heeft gepleegd en dat hij het onder 3 ten laste gelegde feit samen met een ander heeft gepleegd.
Door de verdachte is ter waarde van € 10.866,98 weggenomen van de rekening van [slachtoffer 1] . Een gedeelte van € 5.000,- is contant opgenomen. Dit geld is onmiddellijk afkomstig uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf, te weten de onder 2 bewezenverklaarde diefstal met valse sleutel. Dit leidt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde eenvoudig witwassen, als bedoeld in artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht. Het andere gedeelte van € 5.866,98 is gebruikt door de verdachte door, met pinbetaling, aankopen te doen. Dit geld is mitsdien omgezet en er is gebruik van gemaakt. De zogenaamde kwalificatie-uitsluitingsgrond is op dit onderdeel niet van toepassing, zodat de rechtbank komt tot bewezenverklaring van (opzet)witwassen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft begaan. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het medeplegen van dit feit.
4.5.2.
Ten aanzien van parketnummer 09/020888-21
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangeefsters [slachtoffer 6] (hierna ook: [slachtoffer 6] ), [slachtoffer 4] (hierna ook: [slachtoffer 4] ), [slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3] ) en [slachtoffer 5] (hierna ook: [slachtoffer 5] ) achtereenvolgens op 22 januari 2021 zijn opgelicht. Zij zijn allen thuis opgebeld door een zogenaamde medewerker van de bank die hen mededeelde dat - kort gezegd - fraude werd dan wel zou kunnen worden gepleegd met hun rekeningen. Om dit te voorkomen, moesten zij hun pincode en andere gegevens doorgeven, waarna vervolgens een collega van de bankmedewerker bij hen aan de deur kwam om hun doorgeknipte pinpassen mee te nemen. Vervolgens zijn telkens geldbedragen gepind en aankopen gedaan met de pinpassen van de aangeefsters.
Diezelfde middag zijn de verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] (hierna ook: [medeverdachte ] ) in Oegstgeest aangehouden. Bij de verdachte werd een geldbedrag van € 12.560,- in zijn broek aangetroffen, met tussen de bankbiljetten de met plakband aan elkaar geplakte pinpassen van voornoemde aangeefsters. In de auto waarin de verdachte en [medeverdachte ] zaten, werden tevens meerdere sloffen sigaretten, VVV-bonnen, een gevulde plakbandrolhouder en rollen plakband aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij die dag bij zowel banken als bij de Albert Heijn in Hoofddorp heeft gepind met pinpassen die niet van hem waren en dat hij sloffen sigaretten heeft gekocht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit, te weten de diefstal met valse sleutel van verschillende geldbedragen van voornoemde aangeefsters [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . Wel zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het medeplegen van dit feit. De verdachte heeft aangegeven dat hij de pinpassen van iemand had gekregen, maar dit acht de rechtbank, mede gelet op wat hierna wordt overwogen over de oplichting, niet aannemelijk. Weliswaar is de diefstal met valse sleutel het logisch vervolg op de oplichting, waarbij wel is samengewerkt, maar het pinnen lijkt de verdachte zelf te hebben gedaan. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander heeft gepleegd.
Met betrekking tot de vraag of de verdachte ook degene is geweest die de aangeefsters heeft opgelicht, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij die dag is opgehaald door [medeverdachte ] en dat zij de hele dag samen in de auto, waarmee [medeverdachte ] de verdachte thuis in Den Haag is komen ophalen, hebben gezeten. Er zijn geen andere mensen in de auto geweest.
Uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte ] is gebleken dat deze op 22 januari 2021 achtereenvolgens zendmasten in Bennebroek, Hoofddorp, Sassenheim en Oegstgeest heeft aangestraald. De tijdstippen waarop de zendmasten in de verschillende plaatsen zijn aangestraald, komen overeen met de tijdstippen waarop de aangeefsters zijn opgelicht. Ook de telefoon van de verdachte heeft op 22 januari 2021 vanaf 15.00 uur zendmasten in Oegstgeest aangestraald. Met de telefoon van de verdachte zijn tevens zoekslagen gemaakt op ‘geldmaat wijzer’ en ‘geldmaat Oegstgeest / [adres] ’. [adres] in Oegstgeest is het adres van aangeefster [slachtoffer 5] .
Met de pinpassen van de aangevers is telkens binnen relatief korte tijd na de oplichting gepind. Zo is ruim een half uur na de oplichting van aangeefster [slachtoffer 6] al met haar pinpas gepind en is met de pinpassen van aangeefsters [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] binnen ongeveer anderhalf tot tweeënhalf uur na de oplichting voor de eerste keer gepind. De rechtbank acht in dit kader voorts redengevend dat in de auto waarin de verdachte en [medeverdachte ] reden een plakbandrolhouder en rollen plakband zijn aangetroffen en dat de bij de verdachte aangetroffen pinpassen van de aangeefsters met plakband aan elkaar waren geplakt.
Het voorgaande in samenhang bezien, maakt dat de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte ook betrokken is geweest bij de oplichting van voornoemde aangeefsters. Over de rol die de verdachte daarbij heeft vervuld - hetzij die van de man aan de deur, hetzij die van de bankmedewerker aan de telefoon - overweegt de rechtbank als volgt. Met betrekking tot aangeefster [slachtoffer 6] volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de verdachte degene is geweest die aan de deur is geweest. Alhoewel de door aangeefster [slachtoffer 6] geschatte leeftijd van de dader niet overeenkomt met de leeftijd van de verdachte, voldoet de verdachte verder wel aan het door haar en haar man opgegeven signalement. Bovendien heeft haar man, [getuige] , specifiek verklaard over een zwart jack met een witte print op de achterzijde, welke beschrijving overeenkomt met de jas die de verdachte tijdens zijn aanhouding aanhad. Daarnaast heeft ook aangeefster [slachtoffer 3] verklaard over een man met een donkere huidskleur en zwarte kleding, welke beschrijving overeenkomt met het uiterlijk van de verdachte die dag. Ook aangeefster [slachtoffer 4] geeft een signalement van de dader dat qua huidskleur en postuur overeenkomt met de verdachte. Voorts heeft de verdachte met zijn telefoon het adres van aangeefster [slachtoffer 5] opgezocht.
In het licht van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het de verdachte is geweest die aan de deur is geweest bij de slachtoffers en de bankpassen heeft meegenomen. Daaraan doet niet af dat de door de bejaarde aangeefsters gegeven signalementen niet steeds volledig matchen.
Met betrekking tot het medeplegen van dit feit overweegt de rechtbank dat [medeverdachte ] , gelet op zijn rol als chauffeur, als medeplichtige moet worden aangemerkt, maar dat niettemin sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de persoon die zich ‘ [naam] ’ heeft genoemd en de slachtoffers telefonisch heeft benaderd.
De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
Nu de bankpassen, het geldbedrag van € 12.560,- en de sloffen sigaretten die de verdachte voorhanden heeft gehad naar het oordeel van de rechtbank onmiddellijk afkomstig zijn uit door de verdachte zelf begane misdrijven, te weten de onder 1 bewezenverklaarde oplichting en de onder 2 bewezenverklaarde diefstal met valse sleutel, komt de rechtbank tevens tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde eenvoudig witwassen, als bedoeld in artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit samen met een ander, te weten [medeverdachte ] , heeft gepleegd. Zij hebben immers de gehele dag samen in de auto gezeten waarin de van diefstal afkomstige goederen zijn aangetroffen. Ook hier geldt dat de verdachte het contante geldbedrag en de bankpassen heeft verworven en voorhanden heeft gehad (eenvoudig witwassen), terwijl de sigaretten door middel van omzetting en gebruikmaking van het geld en de bankpassen (pinbetaling) zijn verkregen, zodat in die gevallen sprake is van (opzet)witwassen.
Ten aanzien van de VVV-bonnen overweegt de rechtbank dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat deze zijn verworven met de van diefstal afkomstige pinpassen, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
onder parketnummer 09/272301-20
1.
hij op 29 oktober 2020 te Zoetermeer geldbedragen ad in totaal 10.866,98
euroheeft verworven en voorhanden heeft gehad of heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat
deze geldbedragenonmiddellijk afkomstig waren uit eigen misdrijf;
2.
hij op 29 oktober 2020 te Zoetermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit betaal
automatenen
eengeldautomaat heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met een bankpas en bijhorende pincode tot het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was, uit betaal
automatenen
eengeldautomaat geldbedragen te pinnen (met een totaalbedrag van 10.866,98), ten gevolge waarvan genoemde geldbedragen van de rekening van voornoemde [slachtoffer 1] werden afgeschreven;
3.
hij op 29 oktober 2020 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van een pinpas met bijhorende pincode en/of een scanapparaat van de Rabobank, door
- die [slachtoffer 1] op te bellen en zich voor te doen als een medewerker van de Rabobank en
- te zeggen dat men toegang had tot de rekening van die [slachtoffer 1] en dat de kans groot was dat men geld van zijn rekening kon halen en
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] zijn pincode moest geven en dat zijn pinpas en scanapparaten zouden worden opgehaald door een medewerker van de Rabobank en
- te zeggen dat deze medewerker [naam] heet en dat zijn telefoonnummer [telefoonnummer] is en
- dat als voornoemde medewerker van de Rabobank bij die [slachtoffer 1] aan de deur kwam, die [slachtoffer 1] voornoemd telefoonnummer moest bellen en de telefoon aan deze medewerker aan de deur moest geven zodat die kon controleren of het daadwerkelijk de medewerker van de Rabobank was en
- toen voornoemde medewerker aan de deur bij die [slachtoffer 1] kwam, die [slachtoffer 1] voornoemde telefoonnummer heeft gebeld en de telefoon (vervolgens) aan die medewerker heeft gegeven.
onder parketnummer 09/020888-21
1.
hij op meer
deretijdstippen op 22 januari 2021 te Hoofddorp, Oegstgeest, Sassenheim en Bennebroek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6] ,
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van bankpassen en de bijbehorende pincodes, door telkens
- telefonisch contact met voornoemde slachtoffers op te nemen en
- zich voor te doen als een bankmedewerker en
- voornoemde slachtoffers te vertellen dat zij waren opgelicht, konden worden opgelicht of dat hun bankrekeningen konden worden gehackt en
- hen te vragen hun bankpassen door de knippen en vervolgens hen die bankpassen en bijbehorende pincodes te laten afgeven;
2.
hij op meer
deretijdstippen op 22 januari 2021 te Hoofddorp, Oegstgeest, Bennebroek en Sassenheim, telkens meerdere geldbedragen toebehorende aan
- [slachtoffer 3] (4.450,- euro) en
- [slachtoffer 4] (5.750,- euro) en
- [slachtoffer 5] (1.000,- euro) en
- [slachtoffer 6] (2.283,- euro),
die aan een ander toebehoorden, te weten aan die [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] of [slachtoffer 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door telkens middels een bankautomaat/betaalautomaat geld op te nemen met behulp van een bankpas, terwijl
deverdachte geen toestemming voor dat gebruik van die bankpas en codes van voornoemde rechthebbenden van die bankpassen had;
3.
hij op 22 januari
2021te Oegstgeest, tezamen en in vereniging
met een ander, voorwerpen,
te weten:
- een groot geldbedrag (12.560 euro) en
- meerdere sloffen sigaretten en
- bankpassen
heeft verworven en voorhanden heeft gehad of heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten en omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging aansluiting dient te worden gezocht bij de Richtlijn voor strafvordering cybercrime (2018R001), met oogmerk diefstal vermogen, volgens welke richtlijn een gevangenisstraf van vier tot zes maanden aangewezen is. Daarnaast heeft de raadsman primair verzocht het jeugdstrafrecht van toepassing te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd en gebrekkige ontwikkeling van de verdachte en om die reden een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich op twee verschillende dagen schuldig gemaakt aan oplichting, waarbij van de in totaal vijf slachtoffers op leeftijd op slinkse wijze de pincode en de pinpas werden bemachtigd. Vervolgens heeft de verdachte met de pincodes en pinpassen van de aangevers grote geldbedragen opgenomen en dure goederen gekocht in winkels. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van de door hem gestolen goederen en geldbedragen. De verdachte en zijn mededader(s) lijken bewust voor oudere, meer kwetsbare, slachtoffers te hebben gekozen, kennelijk omdat die eerder geneigd zijn in babbeltrucs mee te gaan. Door zo te handelen heeft de verdachte het veiligheidsgevoel, het zelfvertrouwen en het vertrouwen in de medemens van de slachtoffers aangetast en heeft hij daarnaast aangetoond geen enkel respect te tonen voor de eigendommen van anderen. Deze schaamteloze vorm van zelfverrijking ten koste van kwetsbare ouderen zorgt voor veel verontwaardiging in de samenleving.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 juni 2021. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van een vermogensdelict. Daarnaast heeft de verdachte de feiten van 22 januari 2021 gepleegd terwijl hij in een schorsing van de voorlopige hechtenis van de feiten van 29 oktober 2020 liep. De rechtbank weegt dit in het nadeel van de verdachte mee. Voorts houdt de rechtbank rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 23 juni 2021, waaruit volgt dat sprake is van een gemiddeld recidiverisico. Uit het feit dat de verdachte tijdens een schorsing wederom voor eenzelfde soort vermogensdelict is aangehouden, leidt de reclassering af dat de verdachte blijkbaar gemakkelijk over is te halen om met crimineel gedrag geld te verdienen en dat de verdachte niet over de consequenties daarvan nadenkt. De reclassering acht het dan ook van belang dat er een stringent kader wordt gecreëerd om de verdachte te begeleiden en te behandelen. De reclassering ziet aanwijzingen voor een verstandelijke beperking bij de verdachte, maar ziet hierin geen reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen. De reclassering adviseert dan ook het volwassenenstrafrecht toe te passen, aangezien de verdachte volwassen overkomt, eerder een jeugdinterventie heeft laten mislukken en zich staande kan houden in de P.I. De reclassering adviseert daarnaast een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod, een locatieverbod (met elektronische controle) en een locatiegebod (met elektronische controle).
Gelet op voornoemd reclasseringsrapport ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Uit het rapport blijkt immers niet van een doorslaggevende reden voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De verdachte heeft voor de oplichtingen geen verantwoordelijkheid willen nemen. Het moet voor de verdachte en voor de samenleving duidelijk zijn dat het plegen van dit soort feiten zwaar wordt bestraft. Kijkend naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, meent de rechtbank dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van twaalf maanden gerechtvaardigd is.
De rechtbank zal een deel van die straf, te weten vier maanden, voorwaardelijk opleggen en daaraan een proeftijd van twee jaren en de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en de kans op recidive terug te dringen door de verdachte onder begeleiding en behandeling te stellen.

8.De vorderingen benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De ingediende vorderingen
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.866,98, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.450,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat voor het gedeelte van € 1.000,- uit materiële schade en voor het gedeelte van € 450,- uit immateriële schade.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, nu deze voor zowel het materiële als het immateriële gedeelte onvoldoende onderbouwd is.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] , met dien verstande dat deze hoofdelijk dienen te worden toegewezen. Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft de raadsman zich met betrekking tot het materiële deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat dit deel hoofdelijk dient te worden toegewezen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover het de immateriële schade betreft, aangezien dit deel niet onderbouwd is.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
8.4.1.
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en wijst de vordering dan ook toe tot een bedrag van € 10.866,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2020, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de rechtbank onder 9.3. zal bepalen dat het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 2.040,- aan aangever [slachtoffer 1] zal worden teruggegeven, dient een bedrag van € 2.040,- op de betaling van de vordering in mindering te worden gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen.
Proceskostenveroordeling
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld, is hij tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 10.866,98, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.
Ook voor de schadevergoedingsmaatregel heeft te gelden dat een bedrag van € 2.040,- op de betaling aan de Staat in mindering dient te worden gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen.
8.4.2.
De vordering van [slachtoffer 4]
Materiële schade
De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en wijst de vordering dan ook toe tot een bedrag van € 5.750,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021, zijnde de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu de rechtbank onder 9.3. zal bepalen dat € 5.000,- van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 12.560,- aan aangeefster [slachtoffer 4] zal worden teruggegeven, dient een bedrag van € 5.000,- op de betaling van de vordering in mindering te worden gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen.
Proceskostenveroordeling
Het bovenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het onder 2 bewezenverklaarde feit samen met een of meer anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een ander een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de verdachte voor het onder feit 2 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld, is hij tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 5.750,‑, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald.
Ook voor de schadevergoedingsmaatregel heeft te gelden dat een bedrag van € 5.000,- op de betaling aan de Staat in mindering dient te worden gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen.
8.4.3.
De vordering van [slachtoffer 5]
Materiële schade
De rechtbank acht de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Uit het dossier volgt immers dat de benadeelde partij reeds een geldbedrag van € 800,- vergoed heeft gekregen van de bank en dat zij binnenkort ook de overige € 1.000,- vergoed zal krijgen. Gelet hierop kan de rechtbank er niet zonder meer van uitgaan dat de benadeelde partij tot op heden nog niet geheel schadeloos is gesteld door de bank. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De rechtbank zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering, nu de gevorderde immateriële schade in het geheel niet is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskostenveroordeling
Het bovenstaande brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de verdachte ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 09/272301-20 (hierna: de beslaglijst met parketnummer 09/272301-20 , welke als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) genoemde geldbedrag van € 2.040,- verbeurd wordt verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijsten van inbeslaggenomen voorwerpen met parketnummer 09/020888-21 (hierna: de beslaglijsten met parketnummer 09/272301-20 , welke als bijlage III en IV aan dit vonnis zijn gehecht) genoemde geldbedrag van € 12.560,- verbeurd wordt verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen benadeelde partij kunnen worden voldaan met de inbeslaggenomen geldbedragen. Verbeurdverklaring van deze geldbedragen ligt daarom niet voor de hand, omdat dit zou betekenen dat de verdachte dan dubbel zou worden getroffen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het geldbedrag van € 2.040,- overweegt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 1] redelijkerwijs als rechthebbende van dit geldbedrag kan worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom teruggave van dit geldbedrag aan aangever [slachtoffer 1] als rechthebbende gelasten.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 12.560,- overweegt de rechtbank dat aangeefster [slachtoffer 4] redelijkerwijs als rechthebbende van een bedrag van € 5.000,- is aan te merken. De rechtbank zal daarom teruggave van het bedrag van € 5.000,- aan aangever [slachtoffer 4] als rechthebbende gelasten.
Ten aanzien van het overige bedrag, te weten € 7.560,-, is onvoldoende duidelijk wie als rechthebbende(n) van dit bedrag dient te worden aangemerkt. Daarom zal de rechtbank de bewaring van het geldbedrag van € 7.560,- ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 311, 326, 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 09/107257-21 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 09/272301-20 onder 1, 2 en 3 en de onder parketnummer 09/020888-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.6. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
09/272301-20
ten aanzien van feit 1:
witwassen
en
eenvoudig witwassen;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van oplichting;
09/020888-21
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van witwassen
en
medeplegen van eenvoudig witwassen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft in het kader van de behandeling;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft met de medeverdachten, zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd niet in de gemeente Den Helder bevindt, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
- gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres [adres] Den Haag, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stelt ter nakoming van deze bijzondere voorwaarde;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 09/272301-20 alsmede het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak met parketnummer 09/020888-21 , beide met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 10.866,98, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat een bedrag van € 2.040,- hierop in mindering wordt gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
vordering van benadeelde partij [slachtoffer 4]
wijst de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [slachtoffer 4] hoofdelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4] een bedrag van € 5.750,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat een bedrag van € 5.000,- hierop in mindering wordt gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door een mededader aan de benadeelde partij zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
vordering van benadeelde partij [slachtoffer 5]
bepaalt dat benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 1]
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] van een bedrag groot € 10.866,98, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat een bedrag van € 2.040,- hierop in mindering wordt gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 89 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van [slachtoffer 4]
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 4] van een bedrag groot € 5.750,-, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
met dien verstande dat een bedrag van € 5.000,- hierop in mindering wordt gebracht zodra de benadeelde partij dit onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag retour heeft gekregen;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 63 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan [medeverdachte ] opgelegde , verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave van het op de beslaglijst met parketnummer 09/272301-20 genoemde geldbedrag van € 2.040,- aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 1] ;
gelast de teruggave van een bedrag van € 5.000,- van het op de beslaglijsten met parketnummer 09/020888-21 genoemde geldbedrag van € 12.560 aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 4] ;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van een bedrag van € 7.560,- van het op de beslaglijsten met parketnummer 09/020888-21 genoemde geldbedrag van € 12.560,-.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. F. Rutten, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Holsteijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2021.
Mr. Rutten is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
Gebruikte bewijsmiddelen
Ten aanzien van parketnummer 09/272301-20
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL1500-2020326462, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 135). De bewijsmiddelen zijn steeds zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 29 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 43-44, met fotobijlage op p. 48):
Adres : [slachtoffer 1]
Postcode plaats : [slachtoffer 1] Zoetermeer
Op 29 oktober 2020, omstreeks 14:30 uur, werd ik gebeld door een medewerker van de Rabobank. Deze man zei dat men toegang had tot mijn rekening en dat de kans groot was dat men geld van mijn rekening kon halen. Hij zei dat ik mijn pincode aan hem moest geven en dat mijn pinpas en scanapparaten zouden worden opgehaald. Ik moest de pinpas en de scanapparaten in een envelop doen. De man zei ook dat mijn pas al geblokkeerd was. Ik heb mijn pincode aan de man gegeven. Tijdens dit gesprek heb ik gevraagd wie ik van de Rabobank aan de lijn had. De man zei dat hij [naam] heet. Het telefoonnummer waarop hij te bereiken was, is [telefoonnummer] .
Ik vroeg aan [naam] hoe ik wist dat de man die de pas en scanner kwam ophalen van de Rabobank was. [naam] zei tegen mij, dat wanneer de man van de Rabobank er was, ik hem moest bellen op bovenstaand nummer. Ik moest dan de telefoon aan de man aan de deur geven en dan kon hij controleren of hij de medewerker was. Dit heb ik ook gedaan en [naam] heeft met de man gesproken. Nadat [naam] met de man aan de deur had gesproken heb ik de afgesloten envelop aan de man gegeven. Ik was ter goeder trouw. Ik dacht toen dat alles in orde was toen [naam] met de andere man gesproken had.
Na ongeveer een half uur heb ik [naam] nogmaals gebeld, omdat ik wat wilde vragen. De telefoon werd toen niet meer opgenomen en ik kreeg te horen dat het nummer niet in gebruik was, of zo iets. Ik kreeg toen argwaan en heb de Rabobank bij [adres] in Zoetermeer gebeld. Daar zeiden ze mij dat er vanmiddag diverse grote bedragen van mijn rekening waren afgeschreven, te weten: 2 maal 750,00 Euro bij het Kruitvat Zoetermeer, 1 maal 1000,00 Euro en 1 maal 2000,00 Euro bij een geldautomaat van de Rabobank. Toen de politie bij mij was heb ik weer ingelogd, via mijn mobiele telefoon, op mijn rekening en zag dat er nog 1 maal 2000,00 Euro bij een geldautomaat van de Rabobank en 2 maal een bedrag bij de Media Markt in Zoetermeer. Deze bedragen waren 1353,99 Euro en 3012,99 Euro.
Het signalement van de man die bij
(mij)aan de deur was, is:
- donker getinte man
- tussen de 20 en 25 jaar oud
- ongeveer 1.80 meter lang
- kort donker haar.
Ik kan zeggen dat hij er netjes uitzag. Hij had geen accent.
Mijn rekeningnummer is [rekeningnummer] .
2)
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 1 november 2020, voor zover inhoudende (p. 10-11, met bijlagen op p. 12-15):
Op 29 oktober 2020 werd ik gestuurd naar de Media Markt, gevestigd op [adres] te Zoetermeer. Bij kassa 1 stond een persoon die mogelijk een met een gestolen pinpas had afgerekend. Het signalement van de man luidde een donkere man met kort zwart haar. Hij droeg een blauw vest en broek en witte schoenen.
Op voornoemde datum omstreeks 15:56 uur kwam ik ter plaatse. Ik zag de persoon die aan het signalement voldeed staan bij kassa 1. Ik werd door de beveiliger aangesproken dat de man eerder op de dag een grote aankoop had gedaan in de winkel en ook een postcode en adres had opgegeven. Deze gegevens werden door de beveiliger na de aankoop gecontroleerd en hieruit bleek dat de postcode en het adres niet met elkaar overeenkwamen.
Vervolgens heb ik de man aangehouden ter zake oplichting en heling. Ik vroeg de verdachte zijn zakken leeg te maken. Ik zag dat de man 2.020,00 euro
(de rechtbank begrijpt: 2.040,- euro)aan briefgeld bij zich had. Het bedrag bestond uit bankbiljetten van 50,00 euro en twee bankbiljetten van 20,00 euro. Tevens toonde de man een mobiele telefoon. Het geld en de mobiele telefoon zijn inbeslaggenomen voor nader onderzoek.
3)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 november 2020, voor zover inhoudende (p. 121):
Ik deed onderzoek naar de mobiele telefoon van de verdachte. In de telefoon heb ik gezocht naar de locatie [adres] te Zoetermeer. Er kwamen drie zoekresultaten naar voren in het programma. Twee (2) ‘Searched items' en één (1) 'Locations'.
Bij de 'Searched items’ zag ik dat er via de applicatie Apple Maps gezocht was naar
het adres [slachtoffer 1] te Zoetermeer. De tijdstempel bij deze 'Searched items'
betrof 29-10-2020 14:23:48 uur (UTC +1).
Bij de 'Locations' zag ik dat de locatie [slachtoffer 1] te Zoetermeer was
vastgelegd door de applicatie Apple Maps. Dit was op tijdstempel 29-10-2020 14:23:48 uur (UTC +1).
Bij de [slachtoffer 1] stond het icoon van een GPS fix. Het is niet uit te sluiten dat het alleen opgezocht is of dat de telefoon de GPS locatie heeft opgeslagen op de betreffende locatie waar de telefoon ook daadwerkelijk was.
Nader onderzoek naar 'Searched items' bleek dat de verdachte op zijn telefoon via
Google heeft gezocht naar: 'kan 10k uit rabobank'. Dit bleek twee keer opgezocht te zijn. De tijdstempel bij de zoekopdrachten betroffen: 29-10-2020 14:16:40 uur (UTC+1) en 29-10-2020 14:16:39 uur (UTC+1).
4)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 49, met fotobijlagen op p. 50-60):
De aangever liet mij op zijn mobiele telefoon de deze middag afgeschreven bedragen. Ik zag dat er twee afschrijvingen waren van de Media Markt, te weten van 1353,99 Euro en 3013,99 Euro. Het bedrag van 1353,99 Euro
(de rechtbank begrijpt: 3013,99 euro)is afgeschreven om 15:18 uur en het bedrag van 1353,99 Euro om 15:53 uur. De 3 afschrijvingen bij de geldautomaat van de Rabobank waren allen op donderdag 29 oktober 2020:
- 1 maal 2000,00 Euro om 14:43 uur;
- 1 maal 1000,00 Euro om 14:44 uur;
- 1 maal 2000,00 Euro om 15:28 uur.
De 2 afschrijvingen bij het Kruidvat zijn 2 maal 750,00 Euro om 14:56 uur en 15:02 uur.
5)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 68-69, met fotobijlagen op p. 70-76):
In het filiaal van de Mediamarkt gelegen [adres] te Zoetermeer zijn diverse beveiligingscamera’s geïnstalleerd. Ik keek de beelden uit en zag dat de datum 29-10-2020, 29 oktober 2020, bij de beelden vermeld stond. Ik zag dat de tijd mee liep met de beelden.
Ik herken de verdachte op de beelden als zijnde [verdachte ] . Ik zag dat de verdachte om 15:15 uur achter een medewerker van de Mediamarkt aan komt lopen bij de kassa 1. Ik zag dat de verdachte een klein rood tasje in zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat de medewerker van de Mediamarkt drie producten neerlegt bij de kassa en de bon geeft aan de caissière. Ik zag dat de verdachte het rode tasje in zijn linkerhand pakt. Ik zag dat dit rode tasje een opdruk had van "Kruidvat" ( Print 1). Ik zag dat de verdachte in zijn linkerhand een goudkleurig pinpas vast had (Print 2). Ik zag dat de verdachte de pinpas vervolgens met zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat de caissière de bon en producten controleerde. Ik zag dat de verdachte met zijn rechterhand op de balie van de kassa leunde. Ik zag dat de verdachte de goudkleurige pinpas ronddraaide in zijn hand. Ik zag dat er op het goudkleurige pinpas een zwarte magneetstrip zat (print 3). Ik zag dat aan de andere zijde van het goudkleurige pinpas een logo zat. Ik herkende de pinpas als zijne een pinpas van de Rabobank. Ik zag dat de caissière de producten scant. Ik zag dat de verdachte de goudkleurige pinpas van de Rabobank in de pinautomaat stopte. Ik zag dat de toetsen van de pinautomaat zijn afgeschermd. Ik zag dat de verdachte een pincode intoets op de pinautomaat. Ik zag dat de verdachte na het pinnen de goudkleurige pinpas van de Rabobank in zijn linker broekzak stopte. Ik zag dat de verdachte de bon overhandigd kreeg van de caissière en deze in zijn rode Kruidvat tasje stopte, (print 4). Ik zag dat de verdachte de zojuist afgerekend producten in ontvangst nam. Ik zag dat de verdachte om 15:20 uur richting de uitgang van de Mediamarkt liep. (print 5).
Ik zag dat de verdachte om 15:52 uur weer bij kassa 1 kwam. Ik zag dat de verdachte samen met een medewerker van de Mediamarkt diverse producten meenam. Ik zag dat de caissière 3 producten scande. Ik zag grote doos met een elektrische step. Ik zag dat de verdachte een goudkleurige pinpas in zijn handen had (print 6). Ik zag dat de verdachte met de goudkleurige pinpas van de Rabobank afrekent. Ik zag dat de verdachte op de balie van kassa leunde (print 7). Ik zag dat de verdachte de goudkleurige pinpas van de Rabobank in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat de verdachte de bon kreeg van de caissière. Ik zag dat de verdachte hierna kort weg liep bij de kassa.
6)
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 7 juli 2021, voor zover inhoudende:
U, jongste rechter, houdt mij voor dat ik tijdens mijn verhoor bij de raadkamer gevangenhouding op 10 november 2020 heb verklaard dat ik degene ben die op de camerabeelden te zien is. Ik bedoel alleen de camerabeelden van de MediaMarkt.
7)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 oktober 2020, p. voor zover inhoudende (p. 86, met bijlage op p. 87-89):
Aan het filiaal van de Kruidvat gelegen [adres] te Zoetermeer zijn diverse beveiligingscamera’s geïnstalleerd. De beelden hebben betrekking op het pinnen met een gestolen pinpas.
Ik zag op de beelden de datum 29/10/2020, 29 oktober 2020 staan. Ik zag dat de tijd
meeliep met de beelden. Ik herkende de verdachte als zijnde [verdachte ] aan zijn kleding, schoenen, postuur en houding. Ik zag dat de verdachte om 14.55 uur bij de kassa stond. Ik zag dat de verdachte om 14.56 uur een pinpas in de pinautomaat stopte. Ik zag dat de verdachte een rood Kruidvat-tasje pakte. Ik zag dat de caissière met een cadeaukaart van de Mediamarkt naar een andere liep. Ik zag dat de verdachte iets pakte bij de kassa en naar de andere kassa liep waar de caissière net heen was gelopen. Ik zag dat de caissière diverse cadeaukaarten scande. Ik zag dat de verdachte om 15.01 uur voor de pinautomaat ging staan. Na enkele seconden zag ik dat de verdachte iets in zijn linker zak stopte. Ik zag dat de verdachte de gescande cadeaukaarten in zijn Kruidvat-tasje stopte en wegliep.
8)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 november 2020, voor zover inhoudende (p. 91, met fotobijlagen op p. 92-104):
Op en rond het station van de Randstadrail gelegen aan [adres] te Zoetermeer zijn diverse beveiligingscamera's geïnstalleerd. De beelden hebben betrekking op het pinnen met een gestolen pinpas.
Ik zag op de beelden de datum 29 oktober 2020 stond en (
zag) de tijd meelopen.
Ik zag dat de verdachte, [verdachte] , om 14.44 uur richting het filiaal van de
Rabobank gelegen aan [adres] liep. Ik zag dat de verdachte het filiaal van de Rabobank in ging. Ik zag dat de verdachte na enkele seconden weer naar buiten stapte en voor de deur van het filiaal van de Rabobank wachtte. Ik zag dat een vrouw naar buiten kwam, waarna de verdachte het filiaal van de Rabobank in ging. Ik zag dat de verdachte om 14.46 uur het filiaal verliet. Ik zag dat de verdachte wegrende vanaf het filiaal.
Ik zag dat de verdachte, [verdachte] , om 15.28 uur richting het filiaal van de
Rabobank gelegen aan [adres] liep. Ik zag dat onder de hoodie van de verdachte een groen shirt vandaan kwam. Ik heb de verdachte gezien op de dag dat hij was aangehouden. Hij droeg toen een groen shirt onder zijn blauwe hoodie. Ik zag dat de verdachte om 15.29 uur het filiaal van de Rabobank in ging. Ik zag dat de verdachte om 15.30 het filiaal van de Rabobank uit kwam lopen.
9)
De eigen waarneming van de rechtbank van de stills van de camerabeelden van de MediaMarkt, het Kruidvat en de HTM, zoals genoemd onder bewijsmiddelen 5, 8 en 9, gedaan in raadkamer na de terechtzitting van 7 juli 2021:
Tijdens het zien van de stills heeft de rechtbank waargenomen dat de persoon op de stills van de camerabeelden van de Kruidvat en de HTM dezelfde kleding en dezelfde schoenen draagt als de persoon op de stills van de camerabeelden van de MediaMarkt.
10)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 november 2020, voor zover inhoudende (p. 124, met fotobijlage op p. 125):
Ik vroeg aan de aangever of hij de man op deze foto herkende als zijnde de man die op 29 oktober 2020 bij hem aan de deur was geweest om de Rabobank pinpas en scanapparaten op te halen. Ik hoorde de aangever zeggen: “Dit zou hem best wel eens kunnen zijn. Hij heeft dezelfde huidskleur en ook herken ik hem aan zijn haar.”
Ten aanzien van parketnummer 09/020888-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL1500- 2021023180, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 428). De bewijsmiddelen zijn steeds zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , opgemaakt op 23 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 141-142):
Op 22 januari 2021 omstreeks 11.00 uur was ik in mijn woning aan de [adres] in Bennebroek. Er werd aan de voordeur aan gebeld. Ik zag dat er een man voor de deur stond. Hij zei tegen mij dat hij van de Rabobank was. Ik heb hem vervolgens binnen gelaten. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- donker getint/donkere huidskleur;
- lengte ongeveer 1.80 meter;
- mondkapje voor;
- hij was netjes gekleed.
Hij zei dat hij voor mijn bankpas kwam. Ik vond dit wel een beetje vreemd, maar ik heb vervolgens mijn bankpas gepakt. Ik moest deze van de man doorknippen. Dit heb ik gedaan. De man heeft deze pas meegenomen. Het betreft een bankpas met nummer [nummer] en rekeningnummer [rekeningnummer] . De man heeft aan mij geen reden gegeven waarom ik de pas moest inleveren en doorknippen. Ik was zeer overrompeld door hem. Mijn man is thuis gekomen toen de man van de bankpas nog in mijn woning was. De man heeft hierna mijn woning verlaten. Hij sloeg rechtsaf de [adres] op. De man liep heel snel weg.
2)
Het proces-verbaal van verhoor [getuige] , opgemaakt op 23 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 145):
Op 22 januari 2021 omstreeks 11.15 uur kwam ik thuis in mijn woning aan de [adres] in Bennebroek. Ik zag dat er een man in mijn woning aan tafel zat.
Ik kon deze man niet. Mijn vrouw was ook in de woning. Zij zat aan de telefoon met de Rabobank. Ik vertrouwde het allemaal niet. Ik heb de telefoon neer laten leggen. Ik zag dat het bankpasje van mijn vrouw doorgeknipt op tafel lag. Ik wilde dit pasje hebben. De man pakte echter dit pasje op en liep de woning uit. Ik ben meteen achter hem aangelopen. Hij liep eerst rustig maar hij begon te rennen. Toen ik achter hem liep zag ik dat hij een donkere jas aan had met een witte print op de achterkant. Dit had ik in huis al gezien. Ik kan deze man verder als volgt omschrijven:
- lengte ongeveer 1.80-1.85 meter;
- getinte huidskleur;
- donkerzwart jack met witte print op de achterzijde.
3)
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 192-193):
Adres : [slachtoffer 4]
Postcode plaats : [slachtoffer 4] Hoofddorp
Op 22 januari 2021, omstreeks 11.15 uur, hoorde ik mijn vaste telefoon
afgaan. Ik nam de telefoon op. Ik hoorde dat ik sprak met [naam] van de Ambo Amro bank. Ik hoorde dat [naam] tegen mij vertelde dat er een rekening van 800 euro was overgemaakt naar een rekening in Afrika. Ik hoorde hierna dat [naam] zei dat hij mijn pinpas nodig had om het geld terug te krijgen. Ik hoorde dat [naam] nog een aantal vragen vroeg. Ik heb hier antwoord op gegeven. Ik hoorde dat [naam] uitlegde dat ik mijn pincode moest zeggen. Ik wilde eerst mijn pincode niet geven. Ik hoorde dat [naam] hierna uitlegde dat hij de pincode nodig had om de 800 euro terug te krijgen. Als ik de pincode niet zou geven, zou ik de 800 euro niet terugkrijgen. Ik gaf vervolgens mijn pincode over de telefoon. Ik hoorde [naam] hierna mij bedanken. Ik hoorde [naam] zeggen dat er een collega aan de deur kwam om de pinpas op te halen. Ik hoorde dat ik een blanco envelop en een schaar moest klaarleggen. Ik heb dit op mijn tafel klaargelegd. Ik heb bij de envelop en schaar ook mijn pinpas neergelegd. Ik hoorde [naam] ook zeggen dat hij alle acceptgiro enveloppen nodig
(had). Ik heb alle acceptgiro enveloppen ook op tafel neergelegd. Ik hoorde [naam] hierna zeggen dat de collega er over 5 minuten zou zijn. Op 22 januari 2021, omstreeks 11.30 uur, kwam er een man aan de deur. Ik
hoorde dat de man zichzelf voorstelde aan mij. Ik hoorde dat de man zei dat hij [naam] heette. Ik hoorde [naam] zei dat hij de pinpas kwam ophalen. Ik liet de man binnen. Ik zag dat de man achter mij aanliep de woonkamer binnen. Ik zag dat [naam] direct de pinpas en de schaar pakte. Ik zag dat [naam] de pinpas doormidden knipte. Ik zag dat [naam] hierna de pinpas in de envelop deed. Ik hoorde dat [naam] mij bedankte. Ik vroeg aan [naam] wanneer ik mij pinpas kreeg. Ik hoorde [naam] zeggen dat dit maandag zou zijn. Ik zei dat dit niet kon. Ik hoorde [naam] hierna zeggen dat dit dan dinsdag ging zijn. Ik zag dat [naam] weer naar buiten ging via de voordeur. Ik omschrijf de persoon als volgt:
- man;
- bruine huidskleur;
- ongeveer 1.75 lang;
- kroeshaar met opgeschoren zijkant;
- atletisch postuur;
- sprak perfect Nederlands.
4)
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 125-126, met fotobijlage op p. 129):
Adres : [slachtoffer 3]
Postcode plaats : [slachtoffer 3] Sassenheim
Op 22 januari 2020
(de rechtbank begrijpt: 2021), omstreeks 13.40 uur, was ik thuis. Om 13.44 werd ik gebeld door [telefoonnummer] . Ik hoorde een mannelijke stem en dat hij mij vertelde dat hij [naam] heette. Ik hoorde van hem dat hij medewerker was bij de Rabobank in Utrecht. Hij kon mij precies vertellen wat mijn naam, adres en geboortedatum was. Hij vertelde mij dat er mensen geprobeerd hadden in te breken op mijn bankrekening. Dit betreft bankrekeningnummer: [rekeningnummer] . Er zou fraude gepleegd kunnen worden met de rekening en daarom moest ik van hem mijn rekening blokkeren zodat de inbrekers er niet meer op zouden kunnen komen. Ik moest van hem mijn rekeninggegevens doorgeven. Deze had ik aan hem verteld via de telefoon. Ik had ook mijn pincode doorgegeven. Ook vertelde hij mij dat zijn collega langs zou komen om de pas op te halen. Op het moment dat ik nog aan de telefoon was met [naam] , werd er aangebeld en zag ik de collega van [naam] . Ik zag dat het een man was met een donkere huidskleur, zwarte kleding en
(dat hij)een mondkapje droeg. Hij vertelde mij dat hij van de Rabobank was en dat hij voor de bankpas kwam. Dit betreft een Rabo Wereldpas met pasnummer [nummer] . De man kwam de woning binnen en heeft in het bijzijn van mij de bankpas doorgeknipt en in een witte envelop gedaan. Deze man had ook nog even kort [naam] aan de telefoon gehad. De man is vervolgens weggegaan met de envelop met daarin de doorgeknipte bankpas. Diezelfde dag omstreeks 15.45 uur, zag ik via telebankieren op mijn iPad dat er geld van mijn bankrekening ( [rekeningnummer] ) gehaald was. Ik zag dat er om 15.21 uur 2.000 euro was gepind bij geldautomaat [locatie] , dat er om 15.22 uur 2.000 euro was gepind was gepind bij geldautomaat [locatie] en dat er om 15.23 uur 450 euro was gepind bij geldautomaat [locatie] .
5)
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , opgemaakt op 23 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 137-138, met goederenbijlage op p. 139):
Adres : [adres]
Postcode plaats : [slachtoffer 5] Oegstgeest
Op 22 januari 2021, omstreeks 15:00 uur, werd ik gebeld op mijn huistelefoon door een manspersoon die zei dat hij van de ING Bank was. De man sprak met een accent, maar ik kan niet omschrijven wat voor accent. De man vertelde mij dat mijn rekening mogelijk gehackt kon worden en dat ik mijn rekening moest blokkeren. De man vertelde mij dat de ING Bank dat kon regelen. De man vertelde mij dat ik mijn bankpassen doormidden moest knippen en in een envelop doen. De bank zou dan een persoon langs mijn woning sturen die mijn bankpassen op zou komen halen. De man vroeg mij vervolgens om de pincodes van mijn bankpassen, die heb ik telefonisch ook gegeven aan de man aan de telefoon. Ik heb vervolgens mijn bankpassen van de ING en Rabobank door midden geknipt en in een envelop gedaan. Op een gegeven moment ging de bel van de voordeur. Ik hing toen nog steeds aan de telefoon met de man van de ING Bank. Voor de deur stond een voor mij onbekende man. De man die ik aan de telefoon had vertelde mij dat ik de telefoon even aan de man aan de deur moest geven zodat hij het wachtwoord zou kunnen geven. Ik gaf de telefoon aan de man. De telefoon kreeg ik vervolgens weer terug. Ik liet de man mijn woning in en overhandigde de envelop met daarin mijn pinpassen. De man verliet vervolgens mijn woning. De man aan mijn deur kan ik als volgt beschrijven:
- 20 a 30 jaar oud;
- slank postuur.
Object Bankbescheiden (Betaalkaart)
Merk/type Rabobank
Registratienummer [rekeningnummer]
Bijzonderheden [slachtoffer 5] [nummer]
Eigenaar [slachtoffer 5] , [adres]
Oegstgeest
Houder [slachtoffer 5] , [adres]
Oegstgeest
Object Bankbescheiden (Betaalkaart)
Merk/type ING
Registratienummer [rekeningnummer]
Bijzonderheden [slachtoffer 5] [nummer]
Eigenaar [slachtoffer 5] , [adres]
Oegstgeest
Houder [slachtoffer 5] , [adres]
Oegstgeest
6)
Het proces-verbaal van bevindingen Schade aangevers [slachtoffer 6] / [slachtoffer 4] / [slachtoffer 3] / [slachtoffer 5] , opgemaakt op 20 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 282, met bijlage op p. 284-288):
Door de banken zijn de transactiegegevens verstrekt.
Aangever
Bank
Bankrekeningen
[slachtoffer 5]
ING
Rabobank
[rekeningnummer]
[slachtoffer 3]
Rabobank
[rekeningnummer]
[slachtoffer 6]
Rabobank
[rekeningnummer]
[slachtoffer 4]
ABN Amro
[rekeningnummer]
Ik, verbalisant, heb deze transacties onderzocht op contante opnames en aankopen rondom het tijdstip van de contante opnames. Van de totale transacties heb ik een overzicht gemaakt. Ik zag dat de eerste transactie op 22 januari 2021 om 11.38 uur plaatsvond vanaf de rekening [slachtoffer 6] en de laatste contante opname om 16.45 uur plaatsvond vanaf de rekening van [slachtoffer 5] . Vervolgens blijkt dat omstreeks 17.05 uur de verdachten [verdachte] en [medeverdachte ] zijn aangehouden.
Het totaal gepinde bedrag van de rekeningen van de aangevers betreft € 12.500,-. Daarnaast is voor een bedrag van € 1.783,- aan goederen gekocht bij verschillende Albert Heijn vestigingen. Dit maakt het totaal aan wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachten / schadebedrag van de slachtoffers € 14.283,-.
7)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 54-56):
Op 22 januari 2021, omstreeks 16:56 uur, (…) sprak ik, [verbalisant 1] , de bestuurder van de personenauto met kenteken [nummer] aan en vroeg hem een legitimatiebewijs ter inzage. De bestuurder gaf mij een geldig rijbewijs op naam van:
Achternaam : [medeverdachte ]
Voornamen : [medeverdachte ]
Geboren op : [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats 2]
Ik, [verbalisant 1] , vroeg vervolgens aan de bijrijder of hij ook legitimatiebewijs
bij zich had. De bijrijder legitimeerde zich als:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren op : [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats 3]
Ik, [verbalisant 1] , vroeg de mannen wat ze nu in Oegstgeest deden. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat ze onderweg waren naar zijn huis. [verdachte] verklaarde dat hij in Den Haag woonde. Ik zei dat ik het niet logisch vond dat ze dan in het centrum van Oegstgeest reden. Wij, verbalisanten, hoorden vervolgens [verdachte] zeggen dat we alles mochten controleren. Wij hoorden [medeverdachte ] vervolgens zeggen dat ze niks te verbergen hadden en dat wij alles mochten controleren. Ik trof bij [medeverdachte ] aan:
- 1 mobiele telefoon iPhone, [nummer] ;
- 165 euro.
Zijn telefoon zat in zijn linker jaszak en het geld in zijn rechterbroekzak.
Ik liep vervolgens naar de bijrijderszijde en vroeg aan [verdachte] of hij het ook goed vond of ik hem met zijn toestemming fouilleerde. [verdachte] stapte vervolgens uit. Wij zagen direct bij het uitstappen dat aan de voorzijde van
(de)spijkerbroek
(van)[verdachte] een grote bobbel
(zat)over de gehele voorzijde. Ik, [verbalisant 1] , tilde zijn trui aan de voorzijde iets omhoog zodat ik de broeksrand wat beter kon zien, omdat ik het vermoeden had dat hij iets had weggestopt. Toen ik zijn trui optilde, zag ik direct uit zijn broeksband aan de bovenzijde een stapel bankbiljetten ongeveer 4 centimeter uitsteken. Ik, [verbalisant 1] , zag dat dit biljetten waren van 50 euro. Ik zag dat er nog veel meer in zijn broek zat en voelde aan de zijkant boven zijn broeksbanden dat daar ook nog meer stapels met vermoedelijk geld zaten.
Wij, verbalisanten, kregen hierdoor het vermoeden dat ze geld hadden verstopt en gezien de grote hoeveelheid hebben wij de mannen aangehouden voor witwassen.
[verdachte] bleek in zijn broek een geld bedrag te hebben van:
215 x 50 euro bankbiljet
90 x 20 euro bankbiljet
Totaal 12.560 euro
Tussen de bankbiljetten zaten meerdere bankpassen. Het gaat om de volgende bankpassen:
Bank : ABN-AMRO
op naam : [slachtoffer 4]
[rekeningnummer]
Bank : Rabobank
op naam : [slachtoffer 3]
[rekeningnummer]
Bank : Rabobank
op naam : [slachtoffer 5]
[rekeningnummer]
Bank : ING Bank
op naam : [slachtoffer 5]
Rekeningnummer : [rekeningnummer]
Bank : Rabobank
op naam : [slachtoffer 6]
[rekeningnummer]
[verdachte] had bij zich een mobiele telefoon van het merk iPhone, [nummer] .
Onder [verdachte] is inbeslaggenomen 12.560 euro, (een) mobiele telefoon ( [nummer] ) en de genoemde bankpassen. Ook had hij in zijn rechterjaszak een randomreader van de bank ABN-AMRO. Onder [medeverdachte ] is inbeslaggenomen 165 euro
(en een)mobiele telefoon ( [nummer] ).
8)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 57-58):
Ik, verbalisant, stelde onderzoek in naar de volgende bankpassen:
Bank : ABN Amro
Rekeningnummer : [rekeningnummer]
Pasnummer : [nummer]
Eigenaar : [slachtoffer 4]
Bank : Rabobank
Rekeningnummer : [rekeningnummer]
Pasnummer : [nummer]
Eigenaar : [slachtoffer 5]
Bank : ING
Rekeningnummer : [rekeningnummer]
Pasnummer : [nummer]
Eigenaar : [slachtoffer 5]
Bank : Rabobank
Rekeningnummer : [rekeningnummer]
Pasnummer : [nummer]
Eigenaar : [slachtoffer 3]
Bank : Rabobank
Rekeningnummer : [rekeningnummer]
Pasnummer : [nummer]
Eigenaar : [slachtoffer 6]
Ik, verbalisant, zag dat de bankpassen waren doorgeknipt en waren vastgemaakt met behulp van plakband.
9)
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 66):
Ik heb het voertuig van de aangehouden verdachte, betreffende een Seat Ibiza, voorzien van kenteken [nummer] , doorzocht. Tijdens de doorzoeking heb ik het volgende in beslag genomen:
In de kofferbak van het voertuig trof ik een plastic tasje aan van de Albert Heijn,
blauw van kleur. In de tas zaten diverse sloffen sigaretten:
- eén slof Camel ter waarde van 85,00 euro. Tien pakjes per slof.
- twee sloffen Marlboro Gold ter waarde van 80,00 euro per slof. Acht pakjes per slof.
- twee sloffen Camel ter waarde van 60,00 euro per slof. Vijf pakjes per slof.
- één slof Marlboro ter waarde van 88,00 euro. Acht pakjes per slof.
- één slof Marlboro ter waarde van 80,00 euro. Tien pakjes per slof.
- twee sloffen Marlboro Gold ter waarde van 80,00 euro per slof. Tien pakjes per slof.
Achter de bestuurdersstoel trof ik een drietal sloffen sigaretten, bestaande uit:
- twee sloffen Marlboro Gold ter waarde van 80,00 Euro per slof. Tien pakjes per slof.
- één slof Marlboro ter waarde van 80,00 Euro. Acht pakjes per slof.
In het dashboardkastje het volgende aangetroffen:
- plakbandrol in een zwarte houder en drie rollen extra plakband.
Tevens een witkleurige iPhone aangetroffen voorzien van een rozekleurig hoesje,
goednummer betreft: [nummer] .
Alle bovenstaande genoemde goederen zijn in beslag genomen.
10)
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon/ [nummer] , opgemaakt op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 205-206):
De telefoon is op 22 januari 2021 te 19.05 uur inbeslaggenomen onder de verdachte [medeverdachte ] . De in beslag genomen mobiele telefoon is voorzien van [nummer] . De telefoon geeft gps-locaties mee doormiddel van lengte- en breedte graden en wordt de dichtstbijzijnde zendmast aangestraald. Op 22 januari 2021 maakt de telefoon opvolgend gebruik van een zendmast in Zandvoort, Bennebroek, Hoofddorp, Sassenheim en Oegstgeest.
11)
Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon/ [nummer] , opgemaakt op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 207-208):
De in beslag genomen mobiele telefoon is voorzien van [nummer] . De telefoon geeft gps-locaties mee doormiddel van lengte- en breedte graden en wordt de dichtstbijzijnde zendmast aangestraald. Op 22 januari 2021 te 15.00 uur maakt de telefoon gebruik van een zendmast in Oegstgeest:
- te 15.09 uur [adres] te Oegstgeest en
- te 15.54 uur [adres] te Oestgeest.
In de gezochte items worden alle onderwerpen opgeslagen waar men een zoekslag opgemaakt heeft. Men heeft op 22-01-2021 een zoekslag gemaakt op geldmaat wijzer en geldmaat Oegstgeest / [adres] .
12)
Het proces-verbaal van bevindingen rectificatie pv 30/uitlezen telefoon [nummer] , opgemaakt op 3 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 273):
Abusievelijk is door mij, verbalisant, bij het uitlezen van telefoon voorzien met het [nummer] aangegeven dat deze onder verdachte [medeverdachte ] in beslag is genomen. Dit moet echter de verdachte [verdachte] zijn.
13)
Het proces-verbaal van bevindingen lokatie onderzoek telefoons, opgemaakt op 8 februari 2021, p. 274-276, met bijlagen op p. 277-281;
De telefoon met het [nummer] betreft een iPhone 11 pro is op 22 januari 2021 te 19.05 uur inbeslaggenomen van [verdachte] .
De telefoon met het [nummer] betreft een iPhone X is op 22 januari 2021 te 18.00 uur inbeslaggenomen van [medeverdachte ] .
De telefoon met het [nummer] betreft een iPhone 6 is op 22 januari 2021 te 18.00 uur inbeslaggenomen. De telefoon lag in de auto waarmee de verdachten [medeverdachte ] en [verdachte] naar Oegstgeest waren gekomen.
De telefoons slaan automatisch de GPS locaties van de telefoon op met datum en tijd (UTC +1 ). Dit wordt weergegeven in de device locations van de respectievelijke toestellen. Vanuit deze gegevens en die van de aangeleverde pintransacties van de aangevers ontstaat er een beeld waar de telefoons hierboven verbleven op het moment van de strafbare handelingen.
[slachtoffer 6] Tijdstip transactie
22-01-2021 12.12 [Albert Heijn] HOOFDDORP
22-01-2021 11 :45 [Albert Heijn] BENNEBROEK
22-01-2021 11.43 [Albert Heijn] BENNEBROEK
22-01-2021 11.39 [Geldautomaat] Bennebroek
22-01-2021 11 :39 [Geldautomaat] Bennebroek
De telefoon met [nummer] ( [medeverdachte ] ) is op 22-01-2021 tussen 11.31 uur en 11.55 uur in [adres] te Bennebroek. Bovengenoemde telefoon is ongeveer 800 meter verwijderd van het adres van aangeefster [slachtoffer 6] in de gemeente Bennebroek.
[slachtoffer 4] Tijdstip transactie
22-01-2021 14.02 [Albert Heijn] Hoofddorp
22-01-2021 14.02 [Albert Heijn] Hoofddorp
22-01-2021 14.01 [Albert Heijn] Hoofddorp
22-01-2021 14.01 [Albert Heijn] Hoofddorp
22-01-2021 14.00 [Albert Heijn] Hoofddorp
22-01-2021 13:52 GEA Hoofddorp, [Geldautomaat]
22-01-2021 13:51 GEA Hoofddorp, [Geldautomaat]
22-01-2021 13:50 GEA Hoofddorp, [Geldautomaat]
22-01-2021 13:47 GEA Hoofddorp, [Geldautomaat]
De telefoon met [nummer] ( [medeverdachte ] ) is op 22 januari 2021 vanaf 12.15 uur tot 14.45 uur in de gemeente Hoofddorp op de [adres] te Hoofddorp.
[slachtoffer 3] Tijdstip transactie
22-01-2021 15:22 Rabobank geldautomaat [locatie]
22-01-2021 15:23 Rabobank geldautomaat [locatie]
22-01-2021 15:24 Rabobank geldautomaat [locatie]
De telefoon met [nummer] ( [medeverdachte ] ) is op 22 januari 2021 tussen 15.23 uur tot 15.29 uur op de locatie Lansiershof te Sassenheim. Dit is hemelsbreed 190 meter van de woning van aangeefster [slachtoffer 3] en 350 meter van de Rabobank geldautomaat aan de [adres] te Sassenheim.
[slachtoffer 5] Tijdstip transactie
22-01-2021 16:41 GELDMMT [Geldautomaat]
22-01-2021 16:42 GELDMMT [Geldautomaat]
22-01-2021 16:43 GELDMMT [Geldautomaat]
22-01-2021 16:43 GELDMAAT [Geldautomaat]
22-01-2021 16:45 Geldmaat [adres] Oegstgeest
22-01-2021 16:45 Geldmaat [adres] Oegstgeest
22-01-2021 16:44 Geldmaat [adres] Oegstgeest
De telefoon met [nummer] ( [medeverdachte ] ) is op 22 januari 2021 tussen 16.47 uur tot 17.41 uur op de locatie [adres] Oegstgeest.
De telefoon met [nummer] ( [verdachte] ) is op 22 januari 2021 tussen 16.00 uur tot 16.54 uur binnen de gemeente Oegstgeest. Binnen de gemeente Oegstgeest worden verschillende adressen meegegeven zoals, [adres] te Oegstgeest. Aangever [slachtoffer 5] is woonachtig op de [adres] te Oegstgeest. Bovengenoemde adressen, alsmede de [adres] te Oegstgeest, liggen in een straal van 500 meter van de woning van de aangever.
14)
Het proces-verbaal van bevindingen pinnen Hoofddorp, opgemaakt op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 215-217):
De locatie van de pinautomaat is de [Geldautomaat] te Hoofddorp. Ik, [verbalisant 2] , heb de beelden bekeken en geanalyseerd. Het viel mij op dat op alle beelden dezelfde persoon te zien is. Ik zag dat deze persoon exact overeen kwam met verdachte [verdachte] . In het dossier zijn meerdere foto's van verdachte bijgevoegd. Op die foto's draagt verdachte [verdachte] dezelfde kleding als tijdens de aanhouding en insluiting aan het politiebureau.
Ik zag dat verdachte om 13.46.41 uur in beeld komt en handelingen verricht die lijken op normaal pingedrag. Verdachte verdwijnt om 13.47.39 uit beeld en loopt (vanuit hem gezien) naar rechts weg. Ik zag dat verdachte om 13.50.19 uur weer in beeld verschijnt. Vervolgens volgen er weer handelingen die op normaal pingedrag lijken. Verdachte verdwijnt om 13.52.42 uur uit beeld en loopt weer naar rechts (vanuit hem gezien). Gedurende beide pintransacties kijkt verdachte voortdurend schichtig om zich heen.
Op de screenshots is het volgende te zien:
- opvallende witte tekens op de linkermouw en linker voorzijde vest;
- ook opvallende witte tekens op de achterzijde van het vest;
- verdachte kijkt heel vaak om zich heen.
15)
Een geschrift, te weten het niet-ondertekende proces-verbaal van bevindingen beelden Rabobank, opgemaakt door [verbalisant 2] op 26 januari 2021, voor zover inhoudende (p. 218-219):
Ik, [verbalisant 2] , was belast met het bekijken en analyseren van de beelden
van de pinautomaat Rabobank [locatie] . De beelden zijn gemaakt op vrijdag 22 januari 2021, om 14.22 uur, 14.23 uur en 14.24 uur. Op de beelden is te zien dat er een man meerdere keren achter elkaar pint. Tijdens het pinnen kijkt de man meerdere keren schichtig om zich heen. Het lijkt erop alsof de man de omgeving in de gaten houdt. De man heeft een donkere huidskleur, draagt een zwart mondkapje en draagt een zwart vest met witte tekens en letters. De witte tekens en letters zijn onder andere op de rechtermouw en linker voorzijde van het vest gesitueerd. De man loopt na het pinnen, rechts uit beeld weg.
Na het zien van de beelden afkomstig van de pinautomaat in Hoofddorp en de foto's van verdachte [verdachte] , gemaakt op het politiebureau, is het zeer aannemelijk dat de pinner op deze beelden ook verdacht [verdachte] betreft. Dit is gebaseerd op de primaire uiterlijk kenmerken van verdachte, het opvallende zwarte vest met de witte tekens en letters erop en het gedragen zwarte mondkapje tijdens beide pintansacties.
Op de screenshots is het volgende te zien:
- opvallende witte tekens op de linker voorzijde van het vest en de rechtermouw;
- ook opvallende witte tekens op de achterzijde van het vest.
16)
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , opgemaakt op 23 maart 2021, voor zover inhoudende (p. 319-321 en p. 323-235):
V: Ik was thuis en werd opgehaald door een vriend om te chillen. Ik heb mij toch overgehaald om iets te gaan doen. Ik heb die dag alleen maar gepind. Ik ben ook naar de Albert Heijn gegaan om kaarten te kopen. Ik ben aangehouden en toen vonden de agenten geld in mijn broek. Dat had ik erin gestopt.
P: Was dat de auto waar je in de middag aangehouden bent?
V: Ja.
P: Was de persoon die achter het stuur zat de hele dag bij jou in de auto en ook aangehouden?
V: Dat klopt.
P: Tijdens de controle door de politie, werd er in jouw broeksband een grote som contant geld aangetroffen. Waarom zat dat in je broeksband?
A: Dat is mij gevraagd om in de broek te stoppen.
P: Door wie?
A: Zeg ik niet. Het geld was afkomstig door het pinnen.
P: Hoe vaak heb je gepind?
A: Ik denk twee of drie keer.
P: Met passen die van jou waren?
A: Nee ze waren niet van mij.
P: Hoe kwam je aan die passen?
A: Die kreeg ik in de auto met de pincode.
P: Dat is toch gek.
A: Ja, ik dacht er niet over na.
P: Kun je iets verklaren over de bankpassen? Kleur? Bijzonderheden?
A: Oranje, groen. Ze waren heel. Hij was met plakband zo gedaan.
P: Hoeveel passen waren het?
A: Vier.
P: Wij hebben ook de camerabeelden van diverse pintransacties, met de genoemde bankpassen, opgevraagd en bekeken. Wij confronteren jou met een afbeelding van een pintransactie bij de ABN AMRO bank in Hoofddorp (fotobijlage 1). Wie is de persoon die hier pint?
A: Dat ben ik.
P: Volgens ons is de kleding die deze persoon aan heeft (en dan met name de opvallende hoodie/jas), exact de kleding die jij draagt als je het politiebureau binnen bent. Ook zien wij duidelijke gelijkenissen in de uiterlijke kenmerken. Verdachte wordt geconfronteerd met fotobijlage 2. Wat kun je daarover verklaren?
A: Klopt.
P: Diezelfde vrijdag, 22 januari 2021, om 15.22 uur, wordt er met een andere, gestolen, pinpas, gepind bij de Rabobank [locatie] . Verdachte wordt geconfronteerd met fotobijlage 3. Wie is de persoon op de beelden?
A: Oké, dat ben ik.
P: Bij de Albert Heijn in Hoofddorp zijn diverse aankopen gedaan met de gestolen passen. De kleding van de persoon op de camerabeelden wordt door een collega van ons, herkend als jouw kleding. Dit ziet hij aan de zwarte jas met witte emblemen. Wat kun je daarover verklaren?
A: Ja.
P: Wat deed je daar?
A: Ik heb sigaretten gekocht.
P: Hoeveel?
A: Weet ik niet.
P: Een pakje of een slof?
A: Een slof.
P: Als we alles samenvatten zijn er meerdere oudere mensen opgelicht en is hun bankpas afhandig gemaakt. Met deze bankpassen zijn meerdere aankopen gedaan (onder andere in de Albert Heijn Hoofddorp) en is vaak gepind (onder andere in Hoofddorp, Bennebroek en Oegstgeest). Wat is jouw aandeel in dit hele verhaal?
A: Ik heb gepind.
P: Zijn er andere mensen in de auto geweest dan [medeverdachte ] en jij?
A: Nee.