ECLI:NL:RBDHA:2021:7765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van aanslagen inkomstenbelasting en zorgverzekeringswet voor het jaar 2016 met betrekking tot niet-ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaken SGR 19/7338 en SGR 19/7339, waarbij eiser, wonende te [woonplaats], in beroep is gekomen tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2016. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen IB/PVV en Zvw niet verder konden worden verlaagd, en dat het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV ten onrechte niet was aangewezen als massaal bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen de aanslag Zvw terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Eiser had aangevoerd dat de hoorplicht was geschonden en dat de vermogensrendementsheffing in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde echter dat er geen procesbelang was bij een uitspraak op het bezwaar, aangezien de aanslagen niet verder verlaagd konden worden. De rechtbank verklaarde het beroep met zaaknummer SGR 19/7339 ongegrond en het beroep met zaaknummer SGR 19/7338 gegrond, waarbij de uitspraak op bezwaar tegen de aanslag IB/PVV werd vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.