ECLI:NL:RBDHA:2021:7790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
NL21.2643
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een opvolgende asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele gerichtheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van eiser, die stelt homoseksueel te zijn en daardoor te vrezen voor vervolging in Sierra Leone. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar zijn eerdere aanvragen waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser inconsistent en ongeloofwaardig heeft verklaard over zijn seksuele gerichtheid en de omstandigheden waaronder hij in Sierra Leone zou worden vervolgd. De rechtbank heeft ook overwogen dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van eiser tijdens het gehoor. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij niet in staat was om coherente verklaringen af te leggen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het bestreden besluit op de juiste gronden heeft genomen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.2643

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schoot).

ProcesverloopBij besluit van 17 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Abdulla. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te bezitten. Op 3 augustus 2012 heeft eiser zijn eerste asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 13 februari 2014 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als ongegrond. Het daartegen ingestelde beroep is door deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, bij uitspraak van 26 juni 2014 ongegrond verklaard. Het daartegen ingestelde hoger beroep is bij uitspraak van 3 november 2014 kennelijk ongegrond verklaard. Het besluit van 13 februari 2014 is daarmee in rechte vast komen te staan.
2. Op 20 juni 2016 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 6 juli 2017 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van 4 februari 2019 is dit beroep gegrond verklaard door deze rechtbank en zittingsplaats. Het besluit van 6 juli 2017 is daarbij vernietigd met instandlating van de rechtsgevolgen. De Afdeling [1] heeft bij uitspraak van 27 maart 2019 het hoger beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd.
3. Op 25 oktober 2019 heeft eiser een derde asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag legt eiser ten grondslag dat hij homoseksueel is. Daarom kan hij niet terugkeren naar Sierra Leone. Eiser heeft niet eerder over zijn seksuele gerichtheid verklaard, omdat hij vreesde voor zijn familie en de samenleving in Sierra Leone. Daarnaast was hij bang om het te vertellen aan de mensen in Nederland die hem hadden geaccepteerd.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder het volgende relevante element:
- Homoseksuele gerichtheid en daardoor gestelde vervolging bij terugkeer.
5. Verweerder heeft de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser en daardoor gestelde vervolging bij terugkeer ongeloofwaardig geacht, gelet op de door eiser afgelegde vage, ongerijmde en wisselende verklaringen over zijn persoonlijke ontwikkeling en relaties. Omdat het gaat om een opvolgende asielaanvraag die niet niet-ontvankelijk is verklaard, is de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [2]
6. Eiser voert aan dat verweerder niet kenbaar rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van eiser. Gelet op het FMMU-advies [3] en de constateringen tijdens het gehoor, diende het voor verweerder duidelijk te zijn dat eiser mogelijk niet in staat was om coherent en consistent te verklaren. Verweerder heeft geen rekening gehouden met de vraag of de inconsistenties aan eiser mochten worden tegengeworpen. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser ontoereikend zijn. Verweerder diende nadere vragen te stellen indien hij eisers verklaringen te summier vond. Verweerder heeft verder ook niet gehandeld volgens Werkinstructie 2019/17. Er zijn geen onbevangen vragen gesteld en er is ook geen rekening gehouden met de mate waarin iemand zijn gerichtheid onder woorden kan brengen. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het ongeloofwaardig is dat eiser de seksuele en fysieke aantrekkingskracht in zijn relaties belangrijk vindt. Daarnaast zijn er een aantal woorden verkeerd vertaald en uitgelegd door verweerder.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Vooropgesteld is het uitgangspunt dat elke asielzoeker wordt gehoord door verweerder, ook als er beperkingen zijn. Voor het gehoor in deze asielprocedure is eiser gezien door de FMMU voor een advies. Uit het advies blijkt dat eiser gehoord kan worden met inachtneming van zijn fysieke beperkingen. Bij klachten in verband met de astma en rugklachten van eiser dient er een pauze te worden ingelast. In verband met het FMMU-advies heeft het gehoor opvolgende aanvraag gespreid plaatsgevonden over de dagen 2 januari 2020, 27 februari 2020 en 7 mei 2020. Eiser heeft telkens bij aanvang van het gehoor aangegeven dat hij lichamelijk en geestelijk in staat was om het gesprek te laten plaatsvinden. [4] Na afloop van de verschillende delen van het gehoor heeft eiser desgevraagd verklaard geen op- of aanmerkingen te hebben over de gehoorambtenaar of de tolk en dat hij de tolk goed had begrepen en kunnen verstaan. [5] Hieruit is niet gebleken dat eiser problemen heeft ervaren tijdens het verklaren. Weliswaar heeft het gehoor op 7 mei 2020 langer geduurd, maar gesteld, noch gebleken is dat eiser niet alles heeft kunnen verklaren wat hij wilde verklaren. Gelet hierop en de door verweerder getroffen procedurele waarborgen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser of dat eiser in zijn belangen is geschaad. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom kunnen baseren op de door eiser afgelegde verklaringen.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder niet daadwerkelijk rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser of dat verweerder daarom de lat voor de geloofwaardigheidsbeoordeling lager diende te leggen. Verweerder heeft eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn volledige asielrelaas kenbaar te maken. De enkele verwijzing naar het iMMO [6] -rapport van 8 maart 2016 is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen. Dit rapport is reeds in de voorgaande procedure beoordeeld. Zoals onder 7 is overwogen, blijkt uit het FMMU-advies dat eiser in staat was om gehoord te worden met inachtneming van zijn medische beperkingen. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom mogen baseren op de in het gehoor opvolgende aanvraag afgelegde verklaringen. Eiser heeft niet nader geconcretiseerd of onderbouwd op welke punten verweerder nader zou hebben moeten doorvragen of wat eiser nader had willen verklaren.
9. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser vaag, ongerijmd en wisselend heeft verklaard over zijn gevoelens en relaties. Verweerder acht de gestelde homoseksuele gerichtheid van eiser daarom ongeloofwaardig. Eiser is uitgebreid gehoord en in de gelegenheid gesteld om zijn verklaringen aan te vullen middels de zienswijze en de correcties en aanvullingen. Dit heeft niet geleid tot een andere conclusie. Aan eiser is meermaals gevraagd of hij uitsluitend gevoelens voor mannen heeft. Dat is tot twee keer toe uitdrukkelijk bevestigend beantwoord. [7] Eiser verklaart echter ook dat hij gevoelens heeft voor vrouwen. Eiser heeft ook in beroep geen verklaring gegeven voor deze inconsistentie. Eiser heeft zeer summier over zijn gevoelens, gedachtes en emoties verklaard. Verweerder heeft van eiser meer gedetailleerde verklaringen mogen verwachten, aangezien eiser in een land woonde waar homoseksuele handelingen verboden zijn. Dat geldt tevens voor het proces van bewustwording van eiser. Dat eiser voornamelijk over seksuele aantrekkingskracht en seksuele handelingen heeft gesproken, heeft verweerder tegen de achtergrond van eiser niet ten onrechte als afbreuk aan de geloofwaardigheid doend kunnen achten. Met betrekking tot de relatie met [naam 2] heeft verweerder het bevreemdingwekkend kunnen vinden dat eiser niet kan verklaren wanneer hij wist dat [naam 2] homoseksueel was. Verweerder heeft eiser hier een paar keer naar gevraagd, maar eiser geeft hier geen of ontwijkende antwoorden op, zoals: hoe hij [naam 2] heeft ontmoet en dat hij veel van [naam 2] heeft geleerd. [8] Eiser blijft verder steken in algemene verklaringen over wat hij aantrekkelijk vond aan [naam 2], zoals dat hij gespierd en kalm is. [9] Gelet op de door eiser zelf verklaarde rol die [naam 2] in het acceptatieproces van eiser heeft gespeeld en de omstandigheid dat [naam 2] de eerste homoseksuele relatie van eiser was, mochten van eiser diepergaande verklaringen worden verwacht. Ook over [naam 3], met wie eiser in Nederland een relatie heeft gehad, weet eiser enkel de naam en de duur van hun relatie te benoemen. Eiser weet echter niet tot wanneer. [10] Dit heeft verweerder opmerkelijk kunnen vinden, aangezien dit eisers enige relatie in Nederland is geweest. Het standpunt van eiser dat hij zich in partners meer tot het fysieke voelt aangetrokken, laat onverlet dat verweerder in redelijkheid van eiser heeft kunnen verwachten dat hij duidelijk kan uitleggen waarom eiser relaties heeft gehad met mannen zonder alleen maar in te gaan op zijn fysieke voorkeur voor hen.
De rechtbank volgt eiser in zoverre dat een zeker stereotype denkwijze naar voren komt uit de vraagstelling van verweerder in vragen zoals: “Ik begrijp ook dat u toen, op de basisschool, al door dat wat u voelde niet normaal was?”, maar dit kan niet leiden tot een andere conclusie. [11] Eiser is meermaals aan de hand van diverse vraagstellingen gevraagd om inzicht te geven in zijn denkwijze. Het is daarbij aan eiser zelf om consistente en geloofwaardige verklaringen over zijn seksuele gerichtheid.
Eiser heeft verder gesteld dat er sprake was van vertaalfouten. Zo kan in het Temne, de taal waarin eiser is gehoord, het woord “vrouw” zowel “verloofde” als “echtgenote” of “vriendin” betekenen. De rechtbank volgt eiser in deze stelling. Dit kan echter niet tot een andere conclusie leiden, nu geen van de vertalingen een beslissende rol heeft gespeeld in de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij tijdens het gehoor slechts over “spelen” of “stoeien” heeft gesproken. Dat er in het Temne een speciaal woord is voor seks tussen twee mannen en dat eiser dat woord niet heeft gebruikt, doet hier niet aan af. Eiser heeft tijdens het gehoor uitgebreid verklaard over wat hij in het bos deed en daarbij onderscheid gemaakt tussen spelen en het hebben van seksuele gemeenschap. [12]
10. Gelet op het voorgaande is de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid vanmr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
2.Met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Advies van de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht.
4.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 4, 16, 34 en 45.
5.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 15, 31, 53 en 54.
6.instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek.
7.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 12.
8.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 44.
9.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 43.
10.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 46.
11.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 18.
12.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 17, 18 en 19.