ECLI:NL:RBDHA:2021:7799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
NL20.13552
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele geaardheid en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraanse man, heeft asiel aangevraagd op basis van zijn homoseksuele geaardheid en een bekering tot het christendom. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen, omdat de rechtbank de gestelde homoseksuele geaardheid en de bekering ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft verklaard dat hij homoseksueel is en dat hij in Iran problemen heeft ondervonden vanwege zijn geaardheid. Hij heeft echter summiere en oppervlakkige verklaringen afgelegd over zijn gevoelens en relaties, en de rechtbank vond het opmerkelijk dat hij geen informatie heeft gezocht over LHBTI-groepen in Europa, ondanks zijn vlucht uit Iran.

De rechtbank heeft ook de bekering tot het christendom beoordeeld. Eiser heeft verklaard dat hij in Griekenland is bekeerd, maar zijn verklaringen over het proces van bekering waren vaag en niet overtuigend. Hij kon geen gedetailleerde uitleg geven over zijn geloofsbeleving en de betekenis van zijn bekering. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn asielmotieven en dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van geloofwaardige en gedetailleerde verklaringen in asielprocedures, vooral wanneer seksuele geaardheid en religieuze overtuigingen als motieven worden ingeroepen. De rechtbank heeft de rol van derden, zoals LGBT Asylum Support, in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de asielaanvraag ook besproken, maar concludeerde dat het aan eiser zelf was om overtuigende verklaringen te leveren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13552
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. Schoot).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2021 in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Shiranian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig Sandro Kortekaas van LGBT Asylum Support.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Iraanse nationaliteit te bezitten. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Hij heeft een relatie gehad en onderhield ook lichamelijk contact met andere mannen. Hij werd daarbij een keer op heterdaad betrapt met [Naam 2] door diens ouders. De ouders van [Naam 2] vielen hem vervolgens aan en eiser is uit angst voor zijn eigen ouders en de ouders van [Naam 2] gevlucht. Daarnaast is eiser in Griekenland bekeerd tot het christendom.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Seksuele geaardheid;
3. Problemen naar aanleiding van seksuele geaardheid;
4. Bekering tot het christendom.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser vooralsnog geloofwaardig worden geacht. De overige relevante elementen acht verweerder ongeloofwaardig. Aan de beoordeling van de seksuele geaardheid en de daaruit volgende problemen heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser wisselend, summier, vaag en oppervlakkig heeft verklaard. Eiser is uitgebreid in de gelegenheid gesteld om te verklaren over het (verloop van) zijn gevoelens en relaties, maar blijft steken in oppervlakkige verklaringen. Verder heeft eiser noch in Iran, noch in
Griekenland informatie opgezocht over LHBTI’s in Europa, terwijl eiser Iran juist heeft verlaten zodat hij zijn geaardheid in vrijheid kon uiten. Met betrekking tot de bekering tot het christendom heeft verweerder overwogen dat eiser hierover niet aannemelijk heeft verklaard. Eiser geeft geen inzicht in enige afweging bij het aannemen van de nieuwe religie en beschrijft een eenvoudig en rimpelloos proces van bekering. Gelet op eisers persoonlijke achtergrond en de omstandigheid dat religie niet de directe reden was voor zijn vertrek uit Iran, is dit opmerkelijk. Eiser verklaart verder vaag, summier en oppervlakkig over zijn proces van bekering en wat de bekering hem heeft opgeleverd. Eisers kennis van het christelijk geloof overtuigt evenmin. Eiser heeft zich niet verdiept in het christendom en kan geen Bijbelverhalen vertellen. Uitgangspunt is dat eiser overtuigende verklaringen aflegt over zijn (proces van) bekering. Eiser gaat weliswaar naar de kerk, maar gelet op voorgaand uitgangspunt en het feit dat eiser niet kan toelichten wat de bijeenkomsten voor hem persoonlijk betekenen, leiden eisers geloofsactiviteiten niet tot een andere conclusie.
4. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, gaat de rechtbank hierna in.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Seksuele geaardheid
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder Werkinstructie 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde gerichtheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI-groepen in het land van herkomst, contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een LHBTI-gerichtheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is.
6. Verweerder heeft de homoseksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser over de diverse onder 5 genoemde thema’s wisselend, summier, vaag en oppervlakkig heeft verklaard. Zo heeft eiser niet inzichtelijk gemaakt hoe hij (de ontdekking van) zijn
homoseksualiteit heeft beleefd. Eiser verklaart dat sprake was van een toenemende behoefte aan seks, dat hij zich eenzaam voelde en dat hij bang was voor zijn vader.1 Eiser kan deze
1. Rapport nader gehoor, p. 10.
gevoelens echter niet nader toelichten en blijft steken in dezelfde (oppervlakkige) verklaringen. Dat eiser heeft verklaard een innerlijke strijd te hebben ervaren, doet hier niet aan af.2 Het enkele benoemen van een innerlijke strijd geeft immers evenmin inzicht in de door eiser persoonlijk ervaren gevoelens. Eiser is niet in staat gebleken om nader te verklaren over de wijze waarop hij deze strijd voelde en hoe deze strijd verder is verlopen. De stelling van eiser in beroep dat hij wel uitgebreid heeft verklaard over zijn gevoelens, is zonder nadere onderbouwing niet voldoende om tot een andere conclusie te komen.
7. Ten aanzien van de relaties met [Naam 3] en [Naam 2] heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser hierover oppervlakkig en summier heeft verklaard. Zo heeft eiser summiere verklaringen afgelegd over hoe zijn vriendschap met [Naam 3] zich tot een liefdesrelatie heeft ontwikkeld. Daarbij heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser, die naar eigen zeggen schrok van zijn homoseksuele gevoelens en niet eerder intiem was geweest met een man, direct tot seksueel contact is overgegaan nadat hij en [Naam 3] hun gevoelens aan elkaar hadden geopenbaard. Ook heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij slechts oppervlakkig verklaart over zijn gevoelens voor [Naam 3] en dat eiser in dat kader het fysieke aspect van hun relatie benadrukt. Nu eiser bovendien heeft gesteld dat [Naam 3] en hij van elkaar hielden, mocht verweerder van eiser diepergaande verklaringen verwachten. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat niet valt in te zien dat eiser op een openbaar feest lichamelijke toespelingen heeft geuit richting [Naam 2], terwijl eiser bang was voor de repercussies in Iran. Dat er meer mensen waren die risico’s namen op dat feest – zoals alcohol drinken – neemt het risico op betrapping en de ernst van de eventueel daaruit voortvloeiende gevolgen niet weg. Het ligt daarom in de lijn der
verwachting dat eiser kan verklaren over enige afweging van de mogelijke risico’s. Dit heeft eiser niet gedaan. Zo is het eveneens opmerkelijk dat eiser het risico heeft genomen om seksueel contact te hebben met zijn neef in het huis van zijn strenge en religieuze ouders.
Ook hier heeft eiser niet verklaard over een afweging van de mogelijke risico’s.
8. Met betrekking tot eisers contact met en kennis over LHBTI-groepen heeft verweerder kunnen overwegen dat het opmerkelijk is dat eiser zich niet heeft verdiept in de rechten van LHBTI’s in Nederland of Griekenland. Aangezien eiser uit Iran is vertrokken, omdat hij zijn geaardheid in vrijheid wenste te uiten, kan niet worden gevolgd dat eiser niets opzoekt over de rechten van het LHBTI’s in het land waar hij naar vertrekt. Ook na aankomst in Griekenland heeft eiser daar geen onderzoek naar gedaan. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij dit niet heeft gedaan uit vrees voor de Iraanse overheid. Verweerder heeft in dat kader kunnen opmerken dat eiser hier bijvoorbeeld naar had kunnen informeren via [Naam 4], met wie eiser in Griekenland een relatie had. De omstandigheid dat eiser inmiddels wel naar evenementen van LHBTI-groeperingen gaat, doet hier ook niet aan af. Daarmee geeft eiser immers geen verklaring voor het gebrek aan onderzoek naar informatie dat hij bij aankomst in Griekenland en Nederland heeft uitgevoerd.
9. Ook in het door eiser overgelegde rapport van LGBT Asylum Support van 29 april 2021 heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de gestelde homoseksualiteit van eiser alsnog geloofwaardig te vinden. Dit rapport betreft een beoordeling van het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksualiteit van eiser. Het gaat enkel om dossieronderzoek. Uit het rapport blijkt verder niet hoe de specifieke deskundigheid van de onderzoeker is ingezet. Uit de doelstellingen van LGBT Asylum Support blijkt bovendien dat de organisatie de rechten van LGBT-asielzoekers verdedigt en
2 Rapport nader gehoor, p. 12.
hen begeleidt in de asielprocedure.3 Het rapport kan daarom niet de betekenis hebben die eiser daaraan zou willen toekennen en wordt door de rechtbank aangemerkt als een (steun)verklaring van derden. Een verklaring van een derde kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde homoseksuele geaardheid, maar laat onverlet dat het in de eerste plaats aan eiser is om overtuigende verklaringen af te leggen over zijn seksuele geaardheid. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is eiser hierin niet geslaagd.
10. Verweerder heeft verder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser in Iran problemen heeft ondervonden vanwege zijn homoseksuele geaardheid. In dat kader is allereerst relevant dat de verklaringen van eiser over zijn gestelde seksuele gerichtheid niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat het niet aannemelijk is dat eiser seksuele handelingen met mannen verricht in de woonkamer van iemand die bij zijn ouders woont. Gelet op de ernst van de mogelijke gevolgen mocht van eiser enige voorzichtigheid verwacht worden. Daarnaast heeft eiser verklaard dat zijn moeder zijn seksuele geaardheid niet kan en wil accepteren.4 Verweerder heeft het dan ook niet aannemelijk kunnen vinden dat zijn moeder eiser telefonisch heeft gewaarschuwd en dat zij zijn paspoort via [Naam 3] aan eiser heeft verstrekt. Dit heeft eiser, ook in beroep, niet weersproken.
Bekering
11. Tijdens het nader gehoor zijn in het kader van de gestelde bekering vragen aan de orde gekomen over de motieven voor en het proces van bekering, de kennis van het nieuwe geloof en de activiteiten binnen de nieuwe geloofsovertuiging. Gelet op de drie voornoemde thema’s, in samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de bekering tot het christendom niet geloofwaardig is. Nu het geloof van eiser niet de directe reden was voor zijn vertrek uit Iran, heeft verweerder het allereerst opmerkelijk kunnen vinden dat eiser, zonder enige onderzoek, een christelijke kerk zou betreden. Eiser stelt immers dat hij vreest voor de Iraanse overheid en het betreden van een kerk brengt risico’s met zich in de Iraanse samenleving. De stelling dat eiser wist dat het niet strafbaar was om een kerk in Griekenland te bezoeken, neemt dan ook niet weg dat het opmerkelijk is dat eiser zonder enige twijfel en vlak na zijn vertrek een kerk betreedt. Verweerder heeft verder kunnen overwegen dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft verklaard over de aanleiding voor zijn bekering, het proces daarvan en wat de bekering eiser heeft opgeleverd. Zo heeft eiser verklaard dat hij Jezus Christus in een droom heeft gezien en dat hij door die droom tot het besef is gekomen dat hij in Hem geloofde.5 Eiser kan echter niet (bij benadering) vertellen wanneer deze droom heeft plaatsgevonden, waar de droom over ging of welke betekenis hij verder aan de droom geeft. Nu de droom het startpunt was van eisers bekering, heeft verweerder uitgebreidere verklaringen van eiser mogen verwachten. Verweerder heeft ook tegen kunnen werpen dat eiser zich niet heeft verdiept in het christendom en weinig kennis heeft van het christelijk geloof. In de enkele stelling dat eiser een geheel eigen wijze van geloofsbeleving heeft, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om tot een andere conclusie te komen. Verweerder heeft in dat kader niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser op eigen initiatief is bekeerd tot het christendom en dat daarom van hem mag worden verwacht dat hij kan verklaren over een innerlijke overtuiging tot die bekering. Daarnaast heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de
3 https://lgbtasylumsupport.nl/nl/over-ons-3/.
4 Rapport nader gehoor, p. 9.
5 Rapport nader gehoor, p. 33.
door eiser in het kader van het nieuwe geloof ontplooide activiteiten de ontoereikende
verklaringen over de andere thema’s niet compenseren. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser niet heeft verklaard wat de bijeenkomsten voor eiser persoonlijk betekenen. Daarnaast strookt eisers stelling dat hij bijlessen volgt, niet met eisers verklaring dat hij bewust geen Bijbellessen bijwoont.6 Hier heeft eiser, ook in beroep, geen verklaring voor gegeven.
Slotsom
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
6 Rapport nader gehoor, p. 30.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.