In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet-ontvankelijk is verklaard. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Hadfy-Kovács, had op 3 maart 2021 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 8 juli 2021, ondanks dat zijn gemachtigde op de hoogte was gesteld van de zitting. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting behandeld en uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 15 maart 2021 de asielopvang heeft verlaten en dat er sindsdien geen contact meer is geweest tussen eiser en zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft verklaard dat het laatste contact met eiser op 30 maart 2021 heeft plaatsgevonden en dat hij eiser had geïnformeerd over de zitting, maar geen reactie heeft ontvangen. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, waardoor het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en is openbaar gemaakt op 8 juli 2021.