ECLI:NL:RBDHA:2021:7824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
09.041279.21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig gezag

Op 22 juli 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk onttrekken van een minderjarige aan het wettig gezag. De zaak vond plaats in de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie, mr. E.J. van Drongelen, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1990 en op dat moment zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het onttrekken van een minderjarige, die in een onveilige thuissituatie verkeerde, aan de voogdij van Jeugdbescherming West. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 7 mei 2021 en 8 juli 2021, waarbij de rechtbank kennisnam van de aangifte en de verklaringen van de verdachte en haar raadsman, mr. M.R. Backer.

De tenlastelegging betrof een periode van 9 tot en met 15 februari 2021, waarin de verdachte samen met anderen de minderjarige heeft onttrokken aan het gezag van Jeugdbescherming West. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de onveilige situatie van de minderjarige en dat zij samen met anderen naar Duitsland is gegaan om de minderjarige te verplaatsen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder telefoongesprekken en verklaringen, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 47 en 279 van het Wetboek van Strafrecht, die ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/041279-21
Datum uitspraak: 22 juli 2021
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[voornaam] [achternaam],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
op dit moment zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 7 mei 2021 (pro forma) en 8 juli 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. M.R. Backer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op (een of meer tijdstippen in) of omstreeks in de periode van 9 februari 2021 tot en met 15 februari 2021, te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of Den Haag, althans in Nederland, althans in Duitsland, althans in Roemenië, althans in Europa, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, [gegevens slachtoffer] , heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna (3.4 bewijsoverwegingen) nader ingaan op de onderbouwing hiervan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021041197, van de politie-eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 240).
1. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , opgemaakt op 16 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 75-76):
Ik ben werkzaam als jeugdbeschermer bij Jeugdbescherming West. In deze hoedanigheid doe ik aan aangifte van onttrekking aan het ouderlijk gezag van [gegevens slachtoffer] te [stad geboorteplaats] .
Ik ben pas vanaf dinsdag 9 februari 2021 betrokken bij de casus [voornaam minderjarige] , daarvoor was het Crisis Interventie Team (CIT) betrokken. [voornaam minderjarige] is op 8 februari 2021 door CIT uit huis geplaatst en geplaatst in een instelling op een geheime locatie. Zij werd uit huis geplaatst omdat er ernstige zorgen waren omtrent [voornaam minderjarige] . Er waren vermoedens dat [voornaam minderjarige] zou worden verwaarloosd door haar ouders. [foutieve naam slachtoffer] bleek niet te staan ingeschreven in Nederland, geen BSN-nummer te hebben, niet zindelijk te zijn terwijl zij al twaalf jaar oud is. Tevens bleek [voornaam minderjarige] al twee jaar geen onderwijs te volgen en ook waren er vermoedens van mensenhandel. Er kon namelijk niet worden vastgesteld of [voornaam minderjarige] daadwerkelijk een dochter was van de betrokken ouders. Ook was er een vermoeden dat de vader van [voornaam minderjarige] alcohol gebruikt. Het is ons niet bekend hoelang [voornaam minderjarige] al in Nederland verblijft. Dit kwam aan het licht omdat [voornaam minderjarige] diezelfde dag op straat was aangetroffen door de
politie. Zij was gekleed in enkel een trui en had een dikke lip. Zij had tegen de politieagenten verklaard dat zij door haar vader was geslagen en dat hij dronken was. Naar aanleiding van bovenstaande heeft De Raad van Kinderbescherming een verzoek gedaan bij de rechtbank voor de voorlopige voogdij van [voornaam minderjarige] . Dit omdat er geen geboorteakte van [voornaam minderjarige] beschikbaar was, er veel onduidelijk was omtrent [voornaam minderjarige] en er een onveilige thuissituatie was. De voogdij werd voorlopig toegewezen aan Jeugdbescherming West en is vanmorgen wederom verlengd. Op 24 februari staat er weer een nieuwe zitting gepland omtrent de voogdij van [voornaam minderjarige] . In de nacht van 8 op 9 februari 2021, is [voornaam minderjarige] weggelopen uit de instelling. Zij werd toen gevonden door de politie en weer teruggebracht naar de instelling. Op dinsdag 9 februari 2021 is [voornaam minderjarige] wederom weggelopen vanuit de instelling en is vervolgens als vermist opgegeven bij de politie. [voornaam minderjarige] had op dat moment alleen een trui aan terwijl het vroor buiten. We hebben inmiddels vernomen dat [foutieve naam slachtoffer] met haar ouders is aangetroffen op de grens van Roemenië en Bulgarije en dat haar ouders zijn aangehouden ter zake onttrekking aan het ouderlijk gezag. Ik kan verder nog verklaren dat de ouders van [voornaam minderjarige] op de hoogte waren van de maatregelen omtrent [voornaam minderjarige] . Dit is ook via de advocaat van [voornaam minderjarige] gecommuniceerd. Vanaf het moment dat [voornaam minderjarige] uit huis is geplaats is er geen contact meer geweest tussen de ouders en Jeugdbescherming West. Afgelopen vrijdag 12 februari 2021, zou er een Netwerkberaad plaatsvinden tussen alle hulpverleners en de ouders van [voornaam minderjarige] . Daarin zou gesproken worden over hoe nu verder. Beide ouders zijn niet verschenen op de afspraak en zij hebben zich ook niet afgemeld. Inmiddels is er een plek voor [voornaam minderjarige] geregeld in een gesloten instelling. Zodra zij weer in Nederland is zal zij daar geplaatst worden.
2. Het geschrift, te weten: ‘Beschikking van de kinderrechter; voorlopige voogdij; spoedvoorziening’ gedateerd 9 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 78):
(…) Beslissing. De kinderrechter: belast Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met de voorlopige voogdij over [voornaam minderjarige] van 09 februari 2021 tot 19 februari 2021; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad (…).
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 41-44):
Uit onderzoek was gebleken dat de [persoon] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . (…) Op woensdag 10 februari 2021 te 00:50 uur, vond er een gesprek plaats tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] en een NN-vrouw die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het gesprek vond plaats in een buitenlandse taal. Dit gesprek werd vertaald door een beëdigde tolk. Deze verklaarde dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] aan de NN-vrouw vraagt of zij haar dochter wil verplaatsen van A naar B. De NN-vrouw gaf hierop als antwoord dat zij dit nu niet ging doen aangezien dit te gevaarlijk was. (…) Uit de opgenomen telefoongesproken blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] op woensdag 10 februari 2021 verplaatst vanuit Den Haag in de richting van Duitsland en later ook weer terug naar Nederland. Vanaf 07:42:35 is te zien dat het telefoonnummer gebruik maakt van verschillende zendmasten richting Duitsland. Op 10 februari 2021, omstreeks 10:37 uur krijgt de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] een inkomende oproep. Op dat moment maakt het telefoonnummer gebruik van zendmasten in Netterden en Megchelen. Op woensdag 10 februari 2021 tussen 10:40 uur en 19:43 uur hebben er geen telefoongesprekken plaatsgevonden. Omstreeks 19:43 uur verschijnt het telefoonnummer weer in het Nederlandse netwerk. Het telefoonnummer maakt dan gebruik van een zendmast in de buurt van Gennep. Hierna is te zien dat het telefoonnummer verplaatst in de richting van Den Haag met als eindpunt een zendmast op het [adres] te 's-Gravenhage. Een overzicht van het gebruik van de zendmasten op de heenweg en terugweg is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. (…) Op woensdag 10 februari 2021 te 21:31 uur vond er een gesprek plaats tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] en een NN-vrouw (…) Tijdens het telefoongesprek wordt de gebruikster van het telefoonnummer [telefoonnummer] door NN-vrouw " [voornaam] " (fon.) genoemd. Hieronder staat de vertaling van een gedeelte van het gesprek weergegeven. [onbekend persoon] is boos op [voornaam] (fon.) omdat [voornaam] haar broer ging helpen de kinderen naar Duitsland te brengen.
[voornaam] : Ze hebben het kind uit huis geplaatst. Zijn kind is twee keer door het raam gevlucht.
[onbekend persoon] : Ik snap het niet. Waar is je broer?
[voornaam] : In de gevangenis. Hij zit vast.
[onbekend persoon] : Waar was je in Duitsland. Waar was je?
[voornaam] : Ik was in Duitsland, bij mijn neef. Ze hebben zijn kinderen daar achtergelaten anders zouden ze uit huis worden geplaatst.
[onbekend persoon] : Waarom ben je met hen meegegaan? Was het niet genoeg dat je neef meeging? Waarom ben je meegegaan om je baan kwijt te raken?
[voornaam] : Hij zei dat het kind aan het huilen was.
[voornaam] : Hij (mijn broer) heeft zijn dochter geslagen en de politie heeft mijn broer meegenomen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 57-58):
Op vrijdag 12 februari 2020 werd tijdens een doorzoeking van de [adres] te Den Haag een mobiele telefoon in beslag genomen waarvan verdachte [voorletter verdachte] [achternaam] aangaf dat dit haar mobiele telefoon betrof. (…) In een gesprek van 10 februari 2021 werden spraakberichten verzonden door de gebruiker van het telefoontoestel. De stem in deze audio berichten herkende ik als de vrouwelijke stem van verdachte [voorletter verdachte] [achternaam] . (…) Het bewuste chatgesprek vond plaats via de applicatie Whatsapp vanuit de Griekse Simkaart van verdachte [voorletter verdachte] [achternaam] met telefoonnummer [telefoonnummer] naar het contact [gebruikersnaam] met telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoontoestel betreft een zogenaamde dual-sim telefoon waarin twee simkaart kunnen worden geplaatst. In het andere sim-slot zat een Nederlands telefoonnummer, namelijk [telefoonnummer] dat via Whatsapp aangemeld stond onder [naam] . In het eerste verdachteverhoor dat onder anderen ik, verbalisant (…), op vrijdag 12 februari 2021 met verdachte [voorletter verdachte] [achternaam] deed, verklaarde zij mij dat haar roepnaam [naam] betrof. (…) In de reeds benoemde audiobestanden werd een taal gesproken die ik, verbalisant (…) niet machtig was. De audiobestanden zijn op ons verzoek vertaald door een Turkse tolk (…). Onderstaand een tweetal relevante uitgewerkte audioberichten die door verdachte [voorletter verdachte] [achternaam] naar het contact [gebruikersnaam] werden verzonden:
‘Joh [naam] ik hoor jou wel waarom hoor jij mij niet? Waarom word je woedend waarom word je boos? Joh [naam] belde mij gisteravond. Ik heb jou verteld gisteravond, ik nam dus op, zo van, eens kijken wat we met jou gaan doen. En dat ik dus het geld zou gaan opnemen ik had dus wat zaakjes te doen hij belde mij en zei [naam] zei hij, de dochter van mijn zus zei hij weet ik veel dus wat ze gedaan hebben gisteravond, ze hebben ruzie gehad/gevochten of zo, ze hebben de dochter van zijn
zus verstopt, ze wilden haar naar mij toe brengen, ik zei nee ik was bang om haar in huis te nemen, en toen zeiden ze laten we haar naar [naam] huis brengen, naar Duitsland. Dat zijn we nu dus aan het doen, we gaan met [naam] om haar naar [naam] huis in Duitsland te brengen. We gaan met [naam] samen het kind achterlaten en dan gelijk weer terugkeren. Begrijp je?’
‘Ja zo dacht ik dus ook en heb achter hem/haar (ntv) toch, ik heb hem dus geholpen, laat ik met hem samen heen en terug gaan, om jou op te halen ik zei tegen hem laten we dit zondag doen, laten we het kind zondag naar Duitsland brengen, bij hem thuis achterlaten, en dat we jou ook kunnen ophalen, hij zei nee [naam] het is noodzakelijk dat het kind vandaag vlucht, we zijn al vanaf zes uur 's ochtends onderweg, dus daarom, hij zei nee we moeten het kind vandaag naar buiten brengen, hij zei dan moet ze tot zondag bij jou blijven, maar ik werd bang want het kind wordt gezocht, haar vader gaf het kind een klap [met de vlakke hand], het kind liet de politie komen naar haar vader, ze zijn dus op zoek naar het kind, we moeten het kind dus noodgedwongen hier vandaan weg halen, we moeten haar naar Duitsland brengen, ik ga dus met [naam] praten zondag, als hij jou kan ophalen, dan kan [naam] jou komen ophalen daar in Duitsland. Ja dat is wat gaat gebeuren er zit niks anders op [naam] (ntv) jij kunt niet met hen komen met dinges dat kan niet.’
5. De verklaring van de verdachte [voorletter verdachte] [achternaam] , afgelegd bij de rechter-commissaris op 15 februari 2021, voor zover inhoudende:
(…) Ik werd gebeld door [naam] , dat is een neef van mij. (…) U vraagt mij nogmaals of iemand mij heeft gevraagd om iets te doen. Dat klopt. Ik ben op een geven moment naar Duitsland gegaan. (…) [naam] is de moeder van [naam] en van het meisje dat ontvoerd is. (…) [naam] is familie van hen. U vraagt of het klopt dat [naam] het meisje in de auto had en dat zij naar Duitsland gingen. Ja (…) Er was één auto: in de auto van [naam] zaten de twee dochters van [naam] ( [voornaam minderjarige] en de andere dochter), [naam] en ik.
6. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 8 juli 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik degene was die het telefoongesprek op woensdag 10 februari 2021 te 21:31 uur heeft gevoerd. [naam] is mijn man. Ik word [naam] genoemd.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde feit het volgende.
De verdachte heeft op 10 februari 2021 te 00:50 uur telefonisch contact gehad met medeverdachte [persoon] (hierna: verdachte [persoon] ). In dit gesprek werd de verdachte gevraagd of zij de dochter van verdachte [persoon] ‘van a naar b’ wilde brengen. Uit het onderzoek van de politie en de verklaring van de verdachte blijkt dat zij samen met de genoemde dochter ( [voornaam minderjarige] ) en ‘ [naam] ’ later die dag naar Duitsland is gegaan. Verder blijkt uit een telefoongesprek van 10 februari 2021 te 21:31 dat de verdachte heeft gevoerd, alsmede uit de ingesproken whatsapp-berichten die zij haar man [naam] zond, dat zij op de hoogte was van het feit dat [voornaam minderjarige] twee keer was ontsnapt uit een instelling (door het raam), dat [voornaam minderjarige] werd gezocht en dat [voornaam minderjarige] naar het buitenland diende te worden gebracht omdat ze anders opnieuw uit huis geplaatst zou worden. Verder blijkt dat de verdachte ook op de hoogte was van de aanleiding van de uithuisplaatsing (slaan van [voornaam minderjarige] door haar vader) en dat de vader van [voornaam minderjarige] door de politie was meegenomen in verband hiermee.
De rechtbank is met betrekking het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte heeft door in nauwe en bewuste samenwerking met anderen [voornaam minderjarige] mee te nemen naar Duitsland, zonder toestemming van, informeren van of overleg met Jeugdbescherming West of een andere Nederlandse autoriteit, , [voornaam minderjarige] onttrokken aan het gezag van Jeugdbescherming West.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
zij op 10 februari 2021, te Den Haag, althans in Nederland, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een minderjarige, [gegevens slachtoffer] , heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Voor zover van belang zal de rechtbank hierna (6.3.) nader ingaan op hetgeen de verdediging hiertoe heeft aangevoerd.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan onttrekking aan het gezag van Jeugdbescherming West over de 12-jarige [voornaam minderjarige] . Door [voornaam minderjarige] zonder toestemming van Jeugdbescherming West mee te nemen naar het buitenland heeft de verdachte de hulpverlening aan en de bescherming van [voornaam minderjarige] verhinderd. Dit terwijl er ernstige zorgen waren over het welzijn van [voornaam minderjarige] en de verdachte wist dat haar vader haar had geslagen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het Nederlandse strafblad van de verdachte waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij acht een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden en zal die toewijzen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47 en 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
het medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) dagen:
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.P. Sno, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. C. van Hees, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juli 2021.
Mr. A.P. Sno en mr. C. van Hees zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.