ECLI:NL:RBDHA:2021:7825
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.A. Krikke, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag op 3 maart 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. Tijdens de zitting op 8 juli 2021 zijn zowel de verzoeker als zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A. Hadfy-Kovács.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar heeft dit verzoek afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de uitspraak die op dezelfde dag in een andere zaak (NL21.3183) werd gedaan, waarin de rechtbank ook uitspraak deed op het beroep van de verzoeker. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. W.M.P. van Alphen, in aanwezigheid van griffier mr. M.Ch. Grazell. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.