ECLI:NL:RBDHA:2021:7915

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
NL19.24090 NL19.24092 NL19.24094
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvragen van kwetsbare vreemdelingen in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvragen van een groep kwetsbare vreemdelingen, die niet in behandeling zijn genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen werden afgewezen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvragen. De eisers, afkomstig uit Irak, voerden aan dat zij niet naar Italië konden worden overgedragen vanwege hun kwetsbare situatie en de inadequate opvangvoorzieningen voor asielzoekers in dat land.

De rechtbank heeft de beroepen aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de vraag of de opvangvoorzieningen in Italië adequaat zijn voor bijzonder kwetsbare vreemdelingen. Het EHRM bevestigde in een eerdere uitspraak dat de opvangvoorzieningen in Italië niet voldoen aan de vereisten voor deze groep. Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat de eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken en dat er geen actueel contact meer is met hen. Dit leidde tot de conclusie dat de eisers geen prijs meer stellen op internationale bescherming in Nederland.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL19.24090, NL19.24092, NL19.24094

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiser, V-nummer: [nummer]

[naam], eiseres, V-nummer: [nummer], mede namens hun kinderen
[naam kind],
[naam kind]en
[naam kind]
[naam], eiser 2, V-nummer: [nummer]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. G.A.P. Avontuur),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. R.A.P.M. van der Zanden en D. Meier).

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke besluiten van 9 oktober 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
Op 31 oktober 2019 heeft er een zitting plaatsgevonden waarop ook de verzoeken met nummers NL19.24091, NL19.24093 en NL19.24095 zijn behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C.M.E. Schijvenaars als waarnemer van hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.A.P.M. van der Zanden.
De rechtbank heeft de beroepen aangehouden in afwachting van een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over de overdracht van bijzonder kwetsbare vreemdelingen aan Italië.
Partijen hebben op verzoek van de rechtbank gereageerd op de beslissing van het EHRM.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Met instemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder nadere zitting op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Eisers zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum] 1963, [geboortedatum] 1974 en [geboortedatum] 2002 en bezitten de Iraakse nationaliteit.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder de asielaanvragen van eisers niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Italië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Daarbij wijst verweerder erop dat de autoriteiten van Italië niet tijdig hebben gereageerd op de verzoeken om eisers terug te nemen.
3. Eisers voeren aan dat zij niet aan Italië kunnen worden overgedragen omdat zij bijzonder kwetsbaar zijn en omdat de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Italië niet adequaat zijn.
4. De rechtbank heeft de beroepen aangehouden in afwachting van een uitspraak van het EHRM over de vraag of de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in Italië voor bijzonder kwetsbare vreemdelingen adequaat zijn. Het EHRM heeft deze vraag bevestigend beantwoord bij beslissing in de zaak
M.T. tegen Nederlandvan 15 april 2021 (ECLI:CE:ECHR:2021:0323DEC004659519, zaaknummer 46595/19).
5. De bestuursrechter moet ambtshalve, dat wil zeggen: los van wat partijen hebben aangevoerd, de ontvankelijkheid van de beroepen beoordelen. Verweerder heeft bij bericht van 21 juni 2021 meegedeeld dat eisers met onbekende bestemming zijn vertrokken. De gemachtigde van eisers heeft bij bericht van 14 juli 2021 meegedeeld dat zij geen actueel contact meer heeft met eisers. Hieruit leidt de rechtbank af dat eisers geen prijs meer stellen op internationale bescherming in Nederland. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:579).
6. De beroepen zijn niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.