ECLI:NL:RBDHA:2021:7965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen slagbomen op particulier terrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen twee slagbomen die op een buurtstraat waren geplaatst, maar zijn verzoek werd door verweerder afgewezen. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk, omdat eiser volgens hen geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser was van mening dat hij wel degelijk belanghebbende was, omdat de slagbomen de toegang tot zijn woning en die van andere bewoners belemmerden.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en vastgesteld dat hij geen actueel, concreet en individueel belang had bij het handhavingsverzoek. Eiser huurde een parkeerplaats en had toegang tot het terrein via een tag, waardoor hij niet in zijn belangen werd geschaad. De rechtbank oordeelde dat de bezorgdheid van eiser over de bereikbaarheid van hulpdiensten en bezoekers niet voldoende was om hem als belanghebbende aan te merken. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht, maar op onjuiste gronden, het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had verklaard. Dit gebrek werd echter gepasseerd, omdat eiser hierdoor niet was benadeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg verweerder wel op het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1936

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. A.M. Buijs).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het besluit van
20 maart 2019 gerectificeerd en het verzoek van eiser om handhavend op te treden afgewezen.
Bij besluit van 29 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft op 4 maart 2021 alsnog een schriftelijke vraag gesteld aan eiser. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 9 maart 2021.
Vervolgens heeft de rechtbank bij brief van 29 maart 2021 eveneens vragen gesteld aan verweerder. Verweerder heeft hierop bij brief van 16 april 2021 gereageerd.
De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat ging er aan deze procedure vooraf?1. Eiser heeft verweerder bij brief van 22 januari 2019 verzocht om handhavend op te treden tegen twee in het [weg] geplaatste slagbomen. Op 15 maart 2019 heeft verweerder te kennen gegeven voornemens te zijn het verzoek af te wijzen, omdat uit onderzoek is gebleken dat de grond aan de [weg] [nummerreeks] particulier eigendom (recht van erfpacht) is. Dit betekent dat verweerder niet bevoegd is handhavend op te treden. Op 19 maart 2019 heeft eiser een zienswijze ingebracht en verweerder in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een besluit op zijn verzoek. Vervolgens heeft verweerder bij het primaire besluit het verzoek om handhavend op te treden afgewezen op de grond dat sprake is van privéterrein, waardoor verweerder niet bevoegd is handhavend op te treden.
2. Verweerder heeft met de overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie van 23 januari 2019 de bezwaren van eiser bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser geen actueel, concreet, individueel belang heeft bij het handhavingsverzoek. Eiser huurt een parkeerplaats en een carport op het met slagbomen afgesloten terrein. Eiser beschikt over een tag waarmee hij de slagbomen kan bedienen. Daardoor wordt hij volgens verweerder in geen enkel belang geschaad. Ook wanneer hij niet zou beschikken over een tag is eiser geen belanghebbende. Hij heeft dan weliswaar enig belang, maar op dat punt onderscheidt hij zich niet van de grote aantallen anderen. Dat eiser bezorgd is over de bereikbaarheid van allerlei derden verandert het oordeel evenmin. Deze betrokkenheid maakt eiser immers geen belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Standpunt van eiser

3. Eiser kan zich hiermee niet verenigen. Hij voert in beroep aan dat gemeentegrond (de buurtstraat), tegen gemeentelijke richtlijnen in, particulier bezit werd en dat door de Vereniging van Eigenaren (VvE) Forellendaal 127-507 vervolgens is besloten de buurtstraat langs de eengezinswoningen, [weg] [nummerreeks] bij de ingang ter hoogte van [weg] [nummer 1] en ter hoogte van [weg] [nummer 2] af te sluiten door middel van slagbomen. De buurtstraat veranderde hierdoor van karakter. Het werd namelijk een toegangsweg naar parkeerplaatsen voor vergunninghouders. De benodigde vergunning voor de afsluiting van de buurtstraat is echter niet verleend. Eiser verzoekt verweerder om de slagbomen te verwijderen. Voorts stelt eiser zich op het standpunt dat hij – anders dan verweerder in het bestreden besluit heeft betoogd – wel is aan te merken als belanghebbende.
Beoordeling door de rechtbank4.1. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar, omdat hij geen belanghebbende is in de zin van de Awb.
4.2.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon volgens vaste jurisprudentie een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Met het stellen van het vereiste van het zijn van belanghebbende is door de wetgever een begrenzing beoogd van de mogelijkheden om op te komen tegen besluiten. Eisers betoog dat een ieder die handhaving van de wet nastreeft als belanghebbende is aan te merken, kan daarom niet slagen.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser meerdere omstandigheden naar voren heeft gebracht op basis waarvan hij vindt dat hij als belanghebbende is aan te merken in de zin van de Awb. Zo heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat niet alleen hij, maar alle bewoners van de 34 eengezinswoningen en ook bestemmingsverkeer zoals politie, de nachtdokter, de huisarts, verzorgenden, buurtbusje/taxi, trouw- en uitvaartstoeten, (pakket-) bezorgers, verhuizers en kinderen die een invalide ouder willen ophalen respectievelijk thuisbrengen zijn aan te merken als belanghebbende. De rechtbank kan dit niet volgen. Doordat eiser niet is gemachtigd om namens hen op te treden, kan hij volgens de wet alleen voor zijn persoonlijk belang opkomen.
4.4.
Ten aanzien van het persoonlijk belang van eiser overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat eiser een woning huurt aan de [weg] en dat er al langere tijd twee slagbomen op het [weg] complex staan. Gebleken is eveneens dat eiser over een tag beschikt om vrij gebruik te kunnen maken van de slagbomen. Dit betekent dat eiser het terrein te allen tijde kan betreden en verlaten. Voor zover eiser in beroep heeft betoogd dat zijn persoonlijk belang erin is gelegen dat hij vreest dat hulpdiensten en zijn dierbaren in zijn laatste uren niet tijdig bij hem kunnen zijn, omdat de slagbomen niet automatisch openen, kan eiser in die vrees niet worden gevolgd. Niet betwist is immers dat hulpdiensten gebruik kunnen maken van de slagboom, zodat zij in noodsituaties direct het terrein op kunnen. Familieleden en bezoekers kunnen in de nabije omgeving van de woning van eiser parkeren. De rechtbank is voorts niet gebleken van overlast voor eiser die zich onderscheid van overlast voor anderen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de overlast die eiser ondervindt van de slagbomen niet alleen geldt voor eiser, maar tevens voor alle andere omwonenden. Dit kan derhalve niet worden aangemerkt als een eigen, persoonlijk belang van eiser. Het feit dat eiser vanwege zijn hoge leeftijd en gezondheid vaker dan anderen met de gestelde overlast wordt geconfronteerd, maakt dit niet anders. In hetgeen eiser heeft aangevoerd is dan ook onvoldoende grond gelegen voor eiser om een voldoende, objectief bepaalbaar, eigen en persoonlijk belang aan te nemen in de zin van de Awb.
4.5.
Verweerder heeft echter niet onderkend dat de consequentie hiervan is dat het verzoek van eiser om die reden niet kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb en verweerders beslissing op zijn verzoek niet als een besluit. Daarvoor is, gezien die bepaling, immers vereist dat het verzoek om een besluit te nemen afkomstig is van een belanghebbende. Een bezwaar dat is gericht tegen de reactie van verweerder op een verzoek dat geen aanvraag is in de zin van de Awb, dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit betekent dat verweerder terecht, maar op onjuiste gronden, heeft geconcludeerd dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal dit gebrek echter met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeren, omdat eiser hierdoor niet is benadeeld. Wel ziet de rechtbank in de toepassing van artikel 6:22 van de Awb aanleiding om verweerder het door eiser betaalde griffierecht te laten vergoeden. Van proceskosten is de rechtbank niet gebleken.
Conclusie
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 178,00 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.