Uitspraak
REchtbank den haag
1.[eiser 1]
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens het niet tijdig inroepen van een ontbindende financieringsclausule in een koopovereenkomst voor een woning. De koopovereenkomst, gesloten op 30 oktober/1 november 2019, bevatte een clausule die gedaagden de mogelijkheid bood om de overeenkomst te ontbinden indien zij voor 6 december 2019 geen financiering konden verkrijgen. Gedaagden hebben deze clausule echter pas op 10 december 2019 ingeroepen, waardoor de overeenkomst onvoorwaardelijk is geworden. Eisers hebben de woning op 6 maart 2020 opnieuw verkocht, wat hen schade heeft berokkend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagden een boete van 10% van de koopprijs, zijnde € 26.900,=, hebben verbeurd, en dat er geen aanleiding is om deze boete te matigen. De kantonrechter heeft gedaagden veroordeeld tot betaling van € 24.999,=, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak is gedaan op 8 juli 2021 door kantonrechter M. Nijenhuis.