Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] (Verenigd Koninkrijk), eiser,
de minister voor Medische Zorg, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.7 Uit de uitspraak van de MPTS blijkt weliswaar dat door de gedraging van eiser sprake is van een ernstige overtreding van de beroepsnormen (“Good Medical Practice”), maar dat er geen zorgen zijn ten aanzien van de publieke veiligheid (“public safety concerns”). Vanwege de overtreding en zorgen over eventuele herhaling van het gedrag in toekomstige vergelijkbare situaties, alsmede het geconstateerde gebrek aan inzicht in zijn handelen, is toch aan eiser een tijdelijke schorsing van twee maanden opgelegd. De MPTS heeft hierbij opgemerkt dat eiser een zorgzame arts (“caring doctor”) is, dat er geen patiënten in gevaar zijn gekomen (“no patients have come to harm”) door zijn gedragingen en dat er geen klinische zorgen zijn. Tot slot heeft de MPTS afgezien van onmiddellijke bevoegdheidsbeperking en de schorsing opgelegd met ingang van de datum waarop de beroepstermijn is verstreken, omdat er geen sprake was van risico voor patiënten en het publiek belang daarmee voldoende is behartigd.
5.9 Ten aanzien van de vraag of in dit geval de buitenlandse bevoegdheidsbeperking is opgelegd om een reden die in het geheel niet met de beroepsuitoefening verband houdt, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank overweegt dat iedere handeling of gedraging die tot een bevoegdheidsbeperking leidt, in zekere mate verband houdt met de beroepsuitoefening. Blijkens de Memorie van Toelichting heeft de wetgever echter het oog gehad op de situatie dat op (voor de beroepsuitoefening) volstrekt irrelevante gronden een bevoegdheidsbeperking is opgelegd, zoals bijvoorbeeld politieke en religieuze gronden. Van een zodanige situatie is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Beslissing
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.