ECLI:NL:RBDHA:2021:8137
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep ingetrokken met verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.S. Spanjersberg, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Verzoeker had een boete opgelegd gekregen omdat hij niet op tijd was ingeburgerd, wat hij betwistte. Na het indienen van bezwaar, dat door de minister ongegrond werd verklaard, heeft verzoeker beroep ingesteld. Echter, op 30 april 2021 heeft de minister aangegeven bereid te zijn om tegemoet te komen aan de bezwaren van verzoeker. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De minister heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker en heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 748,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van deze kosten. Daarnaast is de minister verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.