ECLI:NL:RBDHA:2021:8303
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsdocument gemeenschapsonderdaan en beroep ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Nigeriaanse vreemdeling, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn verblijf als gemeenschapsonderdaan, maar deze aanvraag werd op 27 februari 2020 afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 18 februari 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser stelt dat hij de biologische vader is van vijf Nederlandse minderjarige kinderen en dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken voor deze kinderen verricht. De staatssecretaris heeft echter betoogd dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn zorg voor de kinderen, en dat de beoordeling van de aanvraag terecht is beperkt tot de relatie met één van de kinderen, de referent.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken verricht voor de referent. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de juridische of biologische vader is van de andere kinderen, en dat hij niet in aanmerking komt voor een verblijfsdocument op andere gronden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.