ECLI:NL:RBDHA:2021:8345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
30 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6581
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en wijziging verblijfsdoel naar humanitaire gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op basis van haar huwelijk met een Nederlander, maar deze werd ingetrokken met terugwerkende kracht tot 12 september 2018. De staatssecretaris stelde dat eiseres niet meer op hetzelfde adres stond ingeschreven als haar echtgenoot, wat leidde tot de conclusie dat de grond voor verlening van de verblijfsvergunning was komen te vervallen. Eiseres had daarnaast een aanvraag ingediend om het doel van haar verblijfsvergunning te wijzigen naar 'niet-tijdelijke humanitaire gronden', maar deze aanvraag werd afgewezen omdat zij niet voldeed aan de vereiste voorwaarden, waaronder het hebben van een verblijfsvergunning op basis van een (huwelijks)relatie gedurende ten minste vijf jaar.

Eiseres voerde aan dat zij slachtoffer was van huiselijk geweld en dat dit niet voldoende was meegewogen door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om de verblijfsvergunning in te trekken en dat eiseres een aparte aanvraag had moeten indienen op basis van haar status als slachtoffer van huiselijk geweld. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de staatssecretaris een zorgvuldige belangenafweging had gemaakt tussen het belang van eiseres en het algemeen belang van de Nederlandse samenleving.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waarmee de beslissing van de staatssecretaris om de verblijfsvergunning in te trekken en de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel af te wijzen, werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/6581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiseres, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.T.M. Vroom- van Berckel).

Procesverloop

Bij besluit van 5 maart 2020 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken met terugwerkende kracht tot 12 september 2018. Verweerder heeft aan eiseres een verblijfsdocument verstrekt als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Bij separaat besluit van 5 maart 2020 (het primaire besluit 2) is tevens de aanvraag van eiseres tot het wijzigen van het doel van haar verblijfsvergunning afgewezen.
Bij besluit van 27 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres met betrekking tot de twee besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2021. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig. Er is geen tolk verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1984 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Zij is per 20 november 2014 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij (voormalig) echtgenoot [A] . Op 17 oktober 2019 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het wijzigen van het doel van de verblijfsvergunning. Eiseres beoogt verblijf onder het verblijfsdoel ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’, op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). Eiseres wil nu in Nederland het gezinsleven met haar dochter uitoefenen. Daarnaast heeft eiseres per brief van 16 februari 2020 aangegeven tevens aanspraak te maken op het verblijfsdoel slachtoffer huiselijk geweld.
2. Verweerder heeft de verblijfsvergunning van eiseres ingetrokken per 12 september 2018, omdat zij per deze datum niet meer ingeschreven zou staan op hetzelfde adres als haar (voormalig) echtgenoot [A] . Nu de relatie kennelijk is verbroken voldoet eiseres volgens verweerder niet langer aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning aan haar is verleend
.Verweerder stelt dat de intrekking geen schending oplevert van artikel 8 van het EVRM, omdat eiseres en haar dochter hun gezinsleven ook in Marokko kunnen uitoefenen. Verweerder heeft aan eiseres wel een verblijfsdocument verleend op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] , omdat de dochter van eiseres de Nederlandse nationaliteit heeft en zij gedwongen zou worden de EU te verlaten als haar moeder, eiseres, in Nederland geen verblijf zou worden toegestaan.
Verweerder heeft de aanvraag tot het wijzigen van het verblijfsdoel afgewezen, omdat eiseres niet zou voldoen aan de voorwaarde dat zij ten minste vijf jaar op grond van een (huwelijks)relatie een verblijfsvergunning heeft gehad. Het beroep van eiseres op beleid met betrekking tot huiselijk geweld kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder stelt dat eiseres een separate aanvraag had moeten indienen op grond van huiselijk geweld. Ten overvloede heeft verweerder overwogen dat eiseres geen stukken heeft overgelegd zoals volgt uit paragraaf B9/20.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Zo heeft eiseres geen aangifte gedaan bij de politie wegens huiselijk geweld en heeft de ambtshalve vervolging van [A] geleid tot vrijspraak.
Wat zijn de regels?
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat vinden eiseres en verweerder in beroep?
4. Eiseres voert aan dat aan haar ten onrechte geen verblijfsvergunning is verleend nu zij evident het slachtoffer is geworden van huiselijk geweld. Dat eiseres daartoe een nieuwe aanvraag had moeten indienen wordt niet begrepen aangezien het verblijfsdoel (niet-tijdelijke humanitaire gronden) hetzelfde blijft. Eiseres heeft wel degelijk stukken overgelegd die het huiselijk geweld aantonen, te weten een vonnis waaruit de ambtshalve vervolging door het OM blijkt. De echtgenoot heeft op basis van een voldoende verdenking in voorlopige hechtenis gezeten en volgens eiseres is de vrijspraak van de echtgenoot niet van belang voor het verkrijgen van de verblijfsvergunning.
4.1.
Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte stelt dat het intrekkingsbesluit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom inmenging op het gezinsleven van eiseres gerechtvaardigd zou zijn. Bij terugkeer naar Marokko zal de omgang tussen de vader en haar dochter niet zo regelmatig kunnen zijn als nu het geval is. Verweerder heeft het ouderschapsplan en de omgangsregeling onvoldoende meegewogen. Eiseres is daarnaast van mening dat verweerder de verblijfsvergunning niet met terugwerkende kracht had mogen intrekken gelet op het arrest Chavez-Vilchez. Tot slot heeft verweerder eiseres ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
5.
Verweerder heeft gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Ten aanzien van de intrekking van de verblijfsvergunning
6. Niet in geschil is dat eiseres per 12 september 2018 niet meer staat ingeschreven op hetzelfde adres als haar voormalig echtgenoot en dat de relatie in ieder geval per die datum was verbroken. Verweerder heeft daarom terecht het standpunt ingenomen dat de grond voor verlening was komen te vervallen en dat om die reden de verblijfsvergunning kon worden ingetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de aangevoerde bijzondere omstandigheden in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien van de intrekking af te zien. Indien en voor zover eiseres stelt slachtoffer te zijn van huiselijk geweld, kan zij een daartoe strekkende aanvraag indienen. Verweerder was niet gehouden om ambtshalve te toetsen of eiseres daarvoor in aanmerking kwam.
7. Evenmin is de intrekking in strijd met artikel 8 van het EVRM. In het kader van artikel 8 van het EVRM dient verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in haar belangenafweging te betrekken en dient een ‘fair balance’ te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van eiseres bij de uitoefening van het familie- en gezinsleven in Nederland en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid.
7.1.
In haar belangenafweging heeft verweerder het belang van eiseres om gezinsleven uit te oefenen met haar Nederlandse dochter afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid. Er is weliswaar sprake van inmenging in het gezinsleven van eiseres en haar minderjarige dochter door de intrekking van de verblijfsvergunning maar deze is gerechtvaardigd. Verweerder heeft in haar afweging niet ten onrechte betrokken dat eiseres relatief kort in Nederland heeft gewoond met haar verblijfsvergunning en dat het gezinsleven met haar dochter ook mogelijk is in Marokko. Eiseres heeft het grootste gedeelte van haar leven in Marokko gewoond waardoor door verweerder niet ten onrechte is overwogen dat zij sterke banden heeft met dit land, terwijl de banden met Nederland beperkt zijn, omdat eiseres hier slechts vijf jaar heeft verbleven. Verder heeft verweerder niet ten onrechte van belang geacht dat de dochter van eiseres nog erg jong is en dat daarom van haar in redelijk verlangd kan worden dat zij een leven in Marokko opbouwt nu zij nog niet heel sterk geworteld is in de Nederlandse samenleving. Weliswaar heeft de dochter van eiseres een omgangsregeling met haar vader, verweerder heeft zich echter niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat [A] zich aan deze omgangsregeling houdt en/of meehelpt met de opvoeding en verzorging van de minderjarige dochter van eiseres. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder kenbaar de situatie van eiseres en haar dochter betrokken en is in het bestreden besluit niet ten onrechte geconcludeerd dat het belang van de Nederlandse overheid zwaarder weegt en dat het bestreden besluit een gerechtvaardigde inmenging vormt op artikel 8 van het EVRM.
Ten aanzien van de aanvraag wijzigen verblijfsdoel naar humanitair niet-tijdelijk
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van 5 jaar rechtmatig verblijf als partner van [A] (artikel 3.51, lid 1, onder 1, Vb). In de aangevoerde bijzondere omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid geen reden hoeven zien toch een verblijfvergunning te verlenen.
Indien eiseres meent op grond van huiselijk geweld in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning, dient eiseres een daartoe strekkende aanvraag te dienen. De stelling van eiseres dat verweerder dit verblijfsdoel mee had moeten nemen in onderhavige aanvraag, volgt de rechtbank niet. Uit de aanvraag blijkt dat beoogd is voortgezet verblijf op grond van artikel 8 van het EVRM aan te vragen. Niet is aangegeven dat ook slachtoffer huiselijk geweld een verblijfsdoel was. Weliswaar is bij brief 16 februari 2020 alsnog aangegeven dat eiseres slachtoffer is van huiselijk geweld en dat dit moest worden meegenomen in onderhavige aanvraag, maar verweerder kan worden gevolgd dat eiseres daarvoor een separate aanvraag moet indienen. Uit de artikelen 3.6 Vb en 3.6b Vb blijkt namelijk niet dat verweerder gehouden is in dit geval ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen. Voor zover eiseres tot slot stelt dat de afwijzing van de aanvraag in strijd is met artikel 8 van het EVRM, verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor in dat kader is overwogen met betrekking tot de intrekking van de verblijfsvergunning. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder de aanvraag terecht afgewezen.
Hoorplicht
9. Verweerder mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen in bezwaar afzien, als direct duidelijk is dat de bezwaren niet tot een andere beslissing kunnen leiden. Gelet op de motivering van de primaire besluiten en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, is aan deze maatstaf voldaan.
10.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de beroepsgronden niet slagen.
11. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

BIJLAGE

Ten aanzien van de intrekking van de verblijfsvergunning:
Vreemdelingenwet 2000
Artikel 18, eerste lid, aanhef en onder f luidt als volgt.
1. Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 kan worden afgewezen indien:
f. niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden;
Artikel 19 luidt als volgt.
De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden ingetrokken op de gronden bedoeld in artikel 18, eerste lid, met uitzondering van onderdeel b, en wordt ingetrokken indien aan de houder daarvan ambtshalve een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel e, wordt verleend.
Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
Paragraaf B1/6.2, voor zover hier van belang, luidt als volgt.
De IND wijst de aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd af wanneer in ieder geval één van de in artikel 18 Vw genoemde gronden zich voordoet.
Op grond van artikel 19 Vw trekt de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in op de in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a en c tot en met i, Vw genoemde gronden.
Paragraaf B1/6.2, voor zover hier van belang, luidt als volgt.
Voor de beleidsregels over de gronden voor niet-verlenging en intrekking wordt verwezen naar hetgeen onder paragraaf B1/6.2. Vc is vermeld.
De IND trekt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in met ingang van de datum waarop niet (meer) werd voldaan aan de voorwaarden.
Vreemdelingen met rechtmatig verblijf op grond van artikel 6 of 7 Besluit 1/80
De IND trekt de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet met terugwerkende kracht in, maar met ingang van de datum van het besluit tot intrekking van de verblijfsvergunning, als de vreemdeling:
•niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend;
•rechtmatig verblijft op grond van artikel 6 of 7 Besluit 1/80; en
•geen onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden die tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd zouden hebben geleid.
Ten aanzien van de afwijzing van de aanvraag tot wijziging van het verblijfsdoel:
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.51, eerste lid, aanhef onder a en sub 1 luidt als volgt.
1. De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan onder een beperking, verband houdend met niet-tijdelijke humanitaire gronden worden verleend aan de vreemdeling, die:
a. vijf jaar in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning onder de beperking, genoemd onder 1°, of drie jaar in Nederland verblijft onder een beperking, genoemd onder 2° of 3°:
1°. verblijf als familie- of gezinslid van een persoon met een niet-tijdelijk verblijfsrecht;
Vreemdelingencirculaire 2000
Paragraaf B9/8.2 luidt als volgt.
Op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning uitsluitend als de vreemdeling naast de in paragraaf B9/8.1 Vc genoemde voorwaarden ook voldoet aan alle volgende voorwaarden:
• de vreemdeling is een huwelijk, geregistreerd partnerschap of duurzame en exclusieve relatie aangegaan met een referent die zelf verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard heeft; en
• de (huwelijks)relatie bestaat vijf jaren (of heeft vijf jaren bestaan) en de vreemdeling heeft ten minste vijf jaren op grond van die (huwelijks)relatie een verblijfsvergunning gehad.

Voetnoten

1.Arrest van 10 mei 2017 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2017:354.