ECLI:NL:RBDHA:2021:8346
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen ongegrond verklaard beroep inzake beslissing op bezwaar staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 25 maart 2021, waarin haar beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De beslissing op bezwaar, waartegen beroep werd ingesteld, dateert van 2 oktober 2020. De rechtbank heeft op 6 juli 2021 de mondelinge uitspraak gedaan over het verzet.
Tijdens de zitting op 6 juli 2021 waren zowel de opposante als haar gemachtigde aanwezig, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden van beroep in de eerdere uitspraak te laat waren ingediend en dat ook het verzoek om uitstel voor het indienen van deze gronden te laat was. De rechtbank heeft geen verschoonbare reden kunnen vaststellen voor het te laat indienen van de gronden of het uitstelverzoek.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eerdere uitspraak van 25 maart 2021 terecht was en dat het verzet ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Biermann, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.