ECLI:NL:RBDHA:2021:8383
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de Dublinverordening. Eiser heeft tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank overweegt dat de Duitse autoriteiten hebben bevestigd dat zij de asielaanvraag van eiser zullen behandelen. Eiser heeft niet aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen, noch dat er bij terugkeer een situatie zal ontstaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van eiser geen aanleiding geven tot twijfel over de bereidheid van Duitsland om zijn internationale verplichtingen na te komen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.