ECLI:NL:RBDHA:2021:8424

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.3247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding wegens niet-ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoeker had op 4 maart 2021 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Echter, op 18 maart 2021 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Verweerder heeft echter geweigerd om de proceskosten te vergoeden, omdat verzoeker geen geldige ingebrekestelling had ingediend.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat zij partijen niet heeft uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 31 maart en 15 april 2021 was verzocht om een geldige ingebrekestelling in te dienen, maar dit heeft hij nagelaten. Hierdoor voldeed het beroep niet aan de eisen van artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), wat leidde tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat het beroep nooit ontvankelijk is geweest. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is bekendgemaakt op 10 juni 2021. Verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3247
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 4 mei 2021 laten weten dat hij niet bereid is de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verzoeker is op 4 maart 2021 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 18 maart 2021 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder is niet bereid de proceskosten van verzoeker te vergoeden. In zijn brief van 4 mei 2021 stelt verweerder dat er geen geldige ingebrekestelling is ingediend. Hierdoor moest het beroep niet-ontvankelijk verklaard worden.
5. De rechtbank is het eens met verweerder. Op 31 maart 2021 en op 15 april 2021 is aan verzoeker gevraagd om een geldige ingebrekestelling aan de rechtbank te versturen. Verzoeker heeft dit niet gedaan, maar heeft tussentijds wel het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. Dit betekent dat het beroep niet zou voldoen aan de eisen van artikel 6:12 van de Awb en dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
6. Het beroep is nooit ontvankelijk geweest. Daarom wijst de rechtbank het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op [datum.uitspraak] en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
10 juni 2021

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.