2.2In het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Daarbij is verweerder op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, ten eerste en ten tweede, van de Wabo van het ter plaatse geldende bestemmingsplan afgeweken. Verweerder heeft hierin overwogen dat gebleken is dat de aanvraag niet voldoet aan de planregels ten aanzien van het overschrijden van de maximaal toegestane hoogte van de bebouwing van 70 meter met 3,1 meter, alsmede het onevenredig aantasten van de bezonning van 2 belendende woningen. Daarnaast is met betrekking tot de overschrijding van de maximale bouwhoogte overwogen dat bij de aanvraag een salderingsvoorstel is ingediend waarbij de maximale hoogte wordt gesaldeerd binnen de pijler Aantrekkelijk Woongebied en de parameter Kwaliteit van de openbare ruimte. De maatregelen betreffen onder meer het overkappen en inpakken van het parkeerterrein van Maanplein 128 tot en met 133, het verbreden van het voetpad langs de Melkwegstraat en het toevoegen van een loopverbinding tussen het Maanplein en de Melkwegstraat. Hiermee draagt de ontwikkeling voldoende bij aan het realiseren van ambitiewaarden waarop saldering mogelijk is en neemt de totale gebiedskwaliteit toe, aldus verweerder.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit, conform het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 6 juli 2021, ongegrond verklaard.
In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat er enkel voor binnenplanse afwijkingen gesaldeerd mag worden en deze afwijkingen al zijn voorzien binnen de grenzen van het bestemmingsplan. Daarom zal niet (snel) sprake zijn van een onevenredige aantasting van de leefomgeving van omwonenden, wat aan salderen in de weg zou staan. De beperkte overschrijding in bouwhoogte houdt geen aantasting van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in. Niet is onderbouwd op welke wijze deze aantasting van de fysieke leefomgeving van de inwoners van Voorburg plaatsvindt. Uit de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende onderzoeken blijkt dat voldaan wordt aan alle (wettelijke) normwaarden. Daarnaast is de beoogde saldering ook concreet benoemd, en de voorstellen, met name de overkapping van het parkeerterrein, zullen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit rondom het bouwwerk, aldus verweerder. Ten aanzien van de veronderstelde aantasting van de woon- en leefomgeving van bezwaarmakers door een toename van geluid, slechtere luchtkwaliteit en bereikbaarheid, is overwogen dat dit niet blijkt uit de onderzoeksrapportages die aan het plan ten grondslag liggen, te weten: een Akoestisch rapport van LBP Sight, akkoord bevonden door de Omgevingsdienst Haaglanden van 2 oktober 2020, een onderzoek naar de luchtkwaliteit door LBP Sight van 23 oktober 2020, een onderzoek naar Stikstofdepositie bouw- en gebruiksfase door LPB Sight van 28 oktober 2020, Duurzame mobiliteit Maanplein en mobiliteitsstudie van 20 oktober 2020 van Goudappel Coffeng en de Ecoquickscan van 21 juli 2020.
4. Uit de gedingstukken blijkt dat uitsluitend verzoeker [verzoeker 1] bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Niet gebleken is dat verzoeker [verzoeker 2] ( [verzoeker 2] ) tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend tegen dat besluit. Aangezien verzoeker [verzoeker 2] geen bezwaarschrift heeft ingediend tegen het primaire besluit, kan hij op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep instellen tegen het bestreden besluit. Het beroepschrift, voor zover dat door hem is ingediend, zal naar verwachting dan ook kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Het verzoek om voorlopige voorziening, voor zover dat namens verzoeker [verzoeker 2] is ingediend, zal reeds daarom worden afgewezen. In het vervolg van deze uitspraak zal daarom nog slehts worden gesproken van ‘verzoeker’.
5. Op het bestreden besluit is de Crisis- en herstelwet (Chw) van toepassing, zoals ook is vermeld in dat besluit.
6. Verzoeker [verzoeker 1] heeft - samengevat - aangevoerd dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ten onrechte niet is toegepast, de voorgeschreven participatie ontbreekt, het bouwplan in strijd is met artikel 7.2.2, lid a onder 1, van het Omgevingsplan Binckhorst met betrekking tot de bouwhoogte van nieuwe bebouwing, het hoogteaccent geen accent is en dat het gebouw op geen enkele wijze past in de omgeving. Een van de problemen met hoogbouw is volgens hem dat de schaduwwerking en wervelwinden een negatieve invloed hebben op de directe omgeving. Verder maakt verzoeker bezwaar tegen het feit dat de Welstandscommissie slechts beperkt mocht adviseren en tegen het feit dat het ingestelde Kwaliteitsteam Binckhorst niet om advies is gevraagd om de samenhang van de architectuur in deze nieuwe wijk te bewaken. Gelet hierop is het bestreden besluit volgens verzoeker onzorgvuldig tot stand gekomen. Ook richten de bezwaren van verzoeker zich tegen de brandveiligheid in de hoogbouw en de verdeling in vrije sector en sociale woningbouw. Verder vreest verzoeker schade aan de omgeving door zwaar heiwerk en grondwatereffecten.