ECLI:NL:RBDHA:2021:8533

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.9740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en gebrek aan bewijs van reëel risico op ernstige schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De staatssecretaris heeft de aanvraag ongegrond verklaard op basis van een besluit van 17 juni 2021, waarin de problemen die eiser stelt te hebben met zijn voormalige vrienden als ongeloofwaardig zijn beoordeeld. Eiser heeft verklaard dat hij door zijn vrienden is gedwongen om deel te nemen aan criminele activiteiten, en dat deze vrienden zijn familie hebben aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van eiser echter niet overtuigend geacht, onder andere omdat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de datum van zijn vertrek uit Nigeria. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.9740

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. O.C. Bondam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 17 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.O. Tackey. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1997. Hij heeft – samengevat weergegeven – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser stelt dat een groep vrienden hem op een bepaald moment, zonder dat hij dit vooraf wist, mee heeft genomen toen zij met geweld iemand in zijn huis gingen beroven. De vrienden hebben eiser daarna gevraagd om zich voor de criminele activiteiten aan te sluiten bij de groep, maar hij heeft dit geweigerd. De vrienden zijn daarna langs gekomen bij eiser thuis. Zij hebben daar de moeder en het broertje van eiser vermoord en zijn zusje voor zijn ogen verkracht. Eiser heeft gevochten met een van de mannen toen die zijn zusje ook probeerde te vermoorden. Hij is vervolgens met verwondingen weggevlucht en heeft uiteindelijk aan zijn belagers kunnen ontkomen. Daarnaast heeft eiser ook de vrees voor terreurgroep Boko Harem ten grondslag gelegd aan zijn asielaanvraag.
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- problemen als gevolg van het zich niet willen aansluiten bij de criminele praktijken van zijn vrienden;
- de vrees voor Boko Haram.
Verweerder heeft het eerste en derde relevante element geloofwaardig geacht, maar het tweede relevante element niet. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege Boko Haram bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. [1] Evenmin komt eiser in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van het Vluchtelingenverdrag [2] , nu de relevante elementen niet te herleiden zijn tot de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt dat verweerder zijn asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Verweerder heeft namelijk ten onrechte de problemen met zijn voormalige vrienden ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft duidelijk verklaard wat er is gebeurd en hoe hij destijds heeft gehandeld. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de datum van zijn vertrek uit het land van herkomst.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen die eiser stelt te hebben met zijn voormalige vrienden niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder heeft het onder meer onwaarschijnlijk mogen achten dat de vrienden van eiser alleen vanwege eisers weigering om mee te doen aan hun activiteiten, zulk schokkend en dodelijk geweld hebben gebruikt tegen zijn familie. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij de vrienden al van jongs af aan kent, dat hij ze als broers beschouwde en dat zij zijn familie goed kenden. Eiser heeft ook verklaard dat zijn moeder regelmatig eten voor zijn vrienden kookte. Daarnaast heeft verweerder het, mede gezien de goede band tussen eisers en zijn vrienden, niet overtuigend kunnen vinden dat eiser, zonder dat hij het wist, werd meegenomen naar het huis van een vreemde man om deze man met geweld te beroven. Verweerder heeft het ook bevreemdend mogen achten dat de vrienden eiser pas na deze beroving hebben gevraagd om zich bij hun groep te voegen. De enkele stelling van eiser dat hij de acties van zijn vrienden niet hoeft te verklaren, te verdedigen of te verantwoorden, maakt het voorgaande niet anders.
Verweerder heeft ook de verklaringen van eiser over zijn ontsnapping niet overtuigend hoeven achten. Zo heeft eiser verklaard dat hij na veertig minuten hard rennen kon ontsnappen aan zijn vrienden, die niet gewond waren en hem al schietend achtervolgden, terwijl eiser hevig bloedde en al geen kracht meer had op het moment dat hij begon te rennen. Dat eiser meerdere keren zou zijn gestopt om op adem te komen, maakt de verklaring over de ontsnapping niet minder ongeloofwaardig.
De rechtbank overweegt tot slot dat verweerder in het kader van de algehele geloofwaardigheid van belang heeft mogen achten dat eiser wisselend heeft verklaard over de datum waarop hij zijn land van herkomst heeft verlaten. Zo heeft eiser in zijn aanmeldgehoor en in het eerste gehoor verklaard dat hij Nigeria in 2016 heeft verlaten, terwijl hij in de correcties en/of aanvullingen op het eerste gehoor heeft gesteld dat hij in 2012 Nigeria heeft verlaten en in 2016 Niger heeft verlaten. Dat eiser Afrika als ‘land van herkomst’ zou hebben opgevat volgt de rechtbank niet nu eiser in de zienswijze zelf heeft toegelicht dat het gestelde misverstand te maken heeft met de overeenkomst tussen de woorden Niger en Nigeria in het Pidgin Engels.
4.2
Nu verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van eiser ten aanzien van de gestelde problemen met zijn vrienden ongeloofwaardig is, behoeft het overige wat eiser in dit kader heeft aangevoerd geen bespreking meer. Nu eiser verder in de zienswijze noch in beroep iets heeft aangevoerd over de vrees voor Boko Haram, en dit dus kennelijk niet meer in geschil is, behoeft dit evenmin bespreking.
Wat is de conclusie?
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
6. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid vanmr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw 2000.