Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 23 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2021 op zitting behandeld. Beide partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Overwegingen
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- discriminatie vanwege Koerdische afkomst;
- betrokkenheid bij de HDP-partij.
De rechtbank vat het bestreden besluit verder zo op dat verweerder naar aanleiding van de zienswijze ook de dienstplicht als relevant element heeft aangemerkt.
2.2 Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht maar vindt deze elementen onvoldoende zwaarwegend om eiser aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel een reëel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aan te nemen. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Verweerder heeft de aanvraag op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), in samenhang bezien met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000 heeft kunnen afwijzen. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij al in februari 2019 Nederland is ingereisd, maar dat hij pas op 6 januari 2020 zijn asielaanvraag heeft ingediend. Het betoog van eiser dat hij later pas begreep dat hij internationale bescherming kon inroepen van de Nederlandse autoriteiten leidt niet tot een ander oordeel, nu eiser zelf heeft verklaard dat zijn zwager hem eerder adviseerde om geen asielaanvraag in te dienen. Hieruit volgt dat eiser al eerder op de hoogte was van de mogelijkheid om een asielaanvraag in te dienen.