In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man geboren in 1985, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. Eiser stelt dat hij bedreigd wordt door leden van Boko Haram, die hem onder druk hebben gezet om zich bij hen aan te sluiten en zich tot de islam te bekeren. Hij heeft verklaard dat hij deze druk heeft geweigerd en dat hij problemen heeft ondervonden, waaronder mishandeling van zijn oma door deze mannen. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 15 juli 2021 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn contacten met de mannen die hem zouden hebben bedreigd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de problemen van eiser met leden van Boko Haram ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.