ECLI:NL:RBDHA:2021:8560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
4 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 21/160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielzoeker van Ghanese nationaliteit. De eiser had op 11 januari 2021 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) van 6 januari 2021, waarin zijn aanvraag voor Rva-verstrekkingen werd beëindigd. Eiser trok zijn beroep in op 20 januari 2021, maar verzocht tegelijkertijd om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank ontving een verweerschrift van de verweerder op 10 februari 2021, gevolgd door reacties van eiser en een zienswijze van verweerder in de daaropvolgende weken.

De rechtbank overwoog dat eiser recht had op vergoeding van de proceskosten, ondanks dat verweerder niet aan het beroep tegemoet was gekomen. De rechtbank stelde vast dat de herleving van het recht op Rva-verstrekkingen voortkwam uit een omstandigheid die na het bestreden besluit was ontstaan. De rechtbank oordeelde dat de wijziging in het standpunt van de staatssecretaris niet aan eiser kon worden aangerekend, en dat hij niet verweten kon worden gebruik te maken van zijn recht om rechtsmiddelen aan te wenden. De rechtbank verwees naar relevante jurisprudentie en concludeerde dat de proceskostenvergoeding van € 534,- aan eiser moest worden toegekend.

De uitspraak werd gedaan door rechter B.C. Langendoen op 15 april 2021, en de rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser. Er werd geen griffierecht geheven. Eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien hij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/00160

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser], [V-Nummer] , geboren op [geboortedatum] 1978, van Ghanese nationaliteit, eiser,
(gemachtigde: mr. J. van Koesveld),
en

het Bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 11 januari 2021 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 6 januari 2021 (het bestreden besluit).
Op 20 januari 2021 heeft eiser het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft op 10 februari 2021 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op
15 februari 2021 op het verweerschrift gereageerd. Verweerder heeft op 3 maart 2021 een zienswijze ingezonden op de reactie van eiser. Eiser heeft op 8 maart 2021 op verweerders zienswijze gereageerd.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in bezwaar en beroep. [1] De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is kennelijk gegrond. [2]
Standpunten
2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder niet aan het beroep is tegemoetgekomen. Het herleven van het recht op Rva-verstrekkingen vindt zijn grondslag in een omstandigheid die is opgekomen na het besluit van de staatssecretaris. Door de latere besluitvorming door de staatssecretaris is een nieuw recht op (voortzetting) van de Rva-verstrekkingen ontstaan. Verweerder heeft verwezen naar vaste jurisprudentie. [3] Het verzoek om vergoeding van de proceskosten moet worden afgewezen.
3. Eiser heeft aangevoerd dat sprake was van een bijzondere omstandigheid die voortduring van de opvang wel degelijk rechtvaardigt. Eiser zou in het midden van de winter op straat komen te staan.
4. Verweerder heeft betwist dat eiser zomaar op straat zou komen te staan. Er had in dat geval een ontruimingsprocedure moeten worden opgestart waarbij een uitspraak van de civiele rechter nodig was om tot ontruiming over te gaan.
5. Eiser heeft in reactie op verweerders standpunt kanttekeningen geplaatst bij de mogelijkheden die hij heeft in de civiele procedure.
Beoordeling
6. De staatsecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de staatssecretaris) heeft bij besluit van 11 november 2020 beslist dat de aanvraag van eiser voor uitstel van vertrek buiten behandeling wordt gesteld. [4] [5] Verweerder heeft bij het bestreden besluit eiser om die reden bericht dat de Rva-verstrekkingen worden beëindigd. [6] Eiser heeft het beroep ingetrokken nadat de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid bij beslissing op bezwaar van 12 januari 2021 heeft beslist dat alsnog uitstel van vertrek wordt verleend tot 13 november 2021.
7. Verweerder heeft zijn standpunt ten tijde van het bestreden besluit weliswaar gebaseerd op de toen bekende gegevens van de staatssecretaris, maar nu deze met de beslissing op bezwaar van 12 januari 2021 achteraf zijn herzien, kan dit eiser niet worden tegengeworpen. Eiser kan evenmin worden verweten gebruik te hebben gemaakt van zijn recht om rechtsmiddelen aan te wenden. De rechtbank verwijst hierbij naar jurisprudentie van de hogerberoepscolleges. [7] De rechtbank overweegt hierbij in dit kader dat de enkele omstandigheid dat het bestuursorgaan geen enkel verwijt treft met betrekking tot het later onjuist geacht en niet gehandhaafde besluit geen reden is om een proceskostenveroordeling achterwege te laten. Uit het voorgaande blijkt dat deze rechtbank de door verweerder gestelde vaste jurisprudentie niet volgt. [8]
8. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 534,- als kosten van verleende rechtsbijstand. [9]
9. Er is geen griffierecht geheven.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 april 2021
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van de artikelen 7:15, tweede lid, en 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet
2.onder toepassing van artikel 8:54, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.ECLI:NL:RVS:2013:2910 (vindplaats ECLI:NL:RVS:2013:676), een uitspraak van deze rechtbank
4.op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet
5.verweerder heeft als besluitdatum 13 november 2019 vermeld, bedoeld zal zijn 11 november 2020
6.Rva staat voor Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005
7.zie onder meer uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 6 januari 2006 en 14 december 2012
8.de uitspraak AWB 20/4692 gaat over een nieuwe aanvraag, de twee andere uitspraken zijn niet in de
9.onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend: 1 punt voor het