ECLI:NL:RBDHA:2021:8632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
20/1033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van WAJONG-uitkering met bijstandsuitkering in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die tot en met 27 januari 2016 een bijstandsuitkering ontving van de gemeente Zoetermeer, kreeg vanaf 28 januari 2016 een Wajong-uitkering van het Uwv. In januari 2020 heeft het Uwv besloten dat de eiser ook recht had op een Wajong-uitkering vanaf een jaar eerder, maar omdat hij in dat jaar bijstand ontving, moest dit met elkaar worden verrekend. Dit leidde tot het primaire besluit waarin het Uwv meldde dat het volledige bedrag van de Wajong-uitkering aan de gemeente moest worden betaald.

Eiser was het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar aangetekend, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 11 mei 2021 heeft de rechtbank het beroep behandeld, waarbij eiser aanwezig was en het Uwv vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken, waarna het onderzoek zonder nadere zitting is gesloten.

De rechtbank overwoog dat eiser niet kon aantonen dat hem door het Uwv was beloofd dat er een bedrag van € 8000 voor hem zou overblijven na de verrekening. Eiser had geen bewijs dat deze belofte was gedaan, en enkel zijn verklaring was onvoldoende. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het Uwv de juiste periode had gekozen voor de verrekening, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen; Afdeling Bezwaar en Beroep (Uwv), verweerder
(gemachtigde: F.L.A. Latenstein).

Procesverloop

In het besluit van 14 januari 2020 (primair besluit) heeft verweerder een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) verrekend met een bijstandsuitkering.
In het besluit van 23 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven nadere informatie te verstrekken over het primaire besluit. Verweerder heeft deze informatie verstrekt. Vervolgens heeft de rechtbank, met toestemming van partijen, het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft tot en met 27 januari 2016 een bijstandsuitkering voor gehuwden ontvangen van de gemeente Zoetermeer (hierna: de gemeente). Vanaf 28 januari 2016 krijgt eiser een Wajong-uitkering van verweerder.
2. Verweerder heeft in januari 2020 besloten dat eiser een jaar eerder ook al recht had op een Wajong-uitkering. Maar omdat eiser in dat jaar bijstand heeft gekregen, moet dat met elkaar worden verrekend, want anders zou eiser twee uitkeringen naast elkaar hebben gekregen. Verweerder heeft uitgerekend wat dit betekent voor de Wajong-uitkering van eiser. Uit deze berekening bleek dat het hele bedrag aan Wajong-uitkering moest worden betaald aan de gemeente. Dat heeft verweerder aan eiser gemeld in het primaire besluit. Verweerder houdt daaraan vast in het bestreden besluit.
3. Eiser is het daar niet mee eens. Hij heeft gebeld met het Uwv en toen is hem gezegd dat er € 8000 voor hem zou overblijven na de verrekening. Eiser vindt dat deze belofte door verweerder moet worden nagekomen.
4. De rechtbank gaat daar niet in mee. Verweerder spreekt tegen dat eiser is beloofd dat er zo’n bedrag voor hem zou overblijven. Dat betekent dat eiser moet laten zien dat hem deze belofte is gedaan. Dat is eiser niet gelukt. Er is niets op papier gezet en er is ook niets waaruit blijkt wat er in dat gesprek met eiser precies is gezegd. Alleen de verklaring van eiser over wat er is gezegd, is niet genoeg.
5. 1 Eiser vindt verder dat verweerder een andere periode had kunnen kiezen om uit te rekenen hoeveel geld uit de bijstandsuitkering moest worden afgetrokken van het geld uit de Wajong-uitkering.
5.2
Ook hier gaat de rechtbank niet in mee. Verweerder kan niet kiezen welk jaar hij kiest voor de verrekening. Het moet gaan om het jaar waarover de Wajong is betaald. Verweerder heeft dus de juiste periode gebruikt voor de berekening.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.R. Aaron, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2021.
de rechter is verhinderd om te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.