ECLI:NL:RBDHA:2021:8640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
6 augustus 2021
Zaaknummer
09/069105-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf voor seksueel misbruik van dochter en kleindochter door 73-jarige man

De rechtbank in Den Haag heeft op 9 augustus 2021 een 73-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, voor seksueel misbruik van zijn dochter en kleindochter. Het misbruik van de kleindochter begon in 2019, toen zij vijf jaar oud was, en duurde drie jaar. Het misbruik van de dochter begon in 1997, toen zij acht jaar oud was, en duurde tot 2003. De dochter deed pas na jaren aangifte, nadat zij haar ouders had geconfronteerd met het misbruik. De verdachte heeft bekend zijn dochter en kleindochter te hebben betast, maar ontkent verdere seksuele handelingen met zijn dochter. De rechtbank oordeelt dat er voldoende bewijs is voor alle ten laste gelegde feiten. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de man, zoals blijkt uit psychologisch onderzoek. De rechtbank legt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met minderjarigen en de verplichting tot het betalen van smartengeld aan de slachtoffers. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten, het generatieoverstijgend karakter van het misbruik en het gebrek aan inzicht van de verdachte in de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/069105-21
Datum uitspraak: 9 augustus 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1948 te [geboorteplaats] ,
[adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 28 juni 2021 (pro forma) en 26 juli 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. T. Yilmaz naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 maart 2018 tot en met 11 maart 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die die [slachtoffer 1] , te weten het (telkens) (meermalen) duwen/brengen en/of (vervolgens) heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de vagina/schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2
hij op één of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 11 maart 2018 tot en met 11 maar 2021 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) (meermalen)
- betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- betasten van/wrijven over de/het (boven)be(e)n(en) van die [slachtoffer 1] ;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 april 1997 tot en met 23 april 2000 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, met zijn dochter [slachtoffer 2] ,geboren op [geboortedatum 3] 1988, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (meermalen)(telkens)
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of
- zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt en/of betast en/of gestreeld en/of gekust en/of
- het been/de benen van die [slachtoffer 2] gestreeld;
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 april 2000 tot en met 23 april 2002 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met zijn dochter [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] 1988, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (meermalen) (telkens)
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of gehouden en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of
- zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt en/of betast en/of gestreeld en/of gekust en/of
- het been/de benen van die [slachtoffer 2] gestreeld.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdachte wordt ervan verdacht ontucht te hebben gepleegd met zijn minderjarige kleindochter en - destijds - minderjarige dochter. In de ten laste gelegde periode was de kleindochter van de verdachte 5 tot 8 jaren oud, terwijl de dochter van de verdachte in de ten laste gelegde periode 8 tot 13 jaren oud was. De verdachte heeft bekend zowel zijn dochter als zijn kleindochter te hebben betast, maar hij heeft ten aanzien van zijn kleindochter ontkend enige handelingen te hebben gepleegd die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Verder heeft hij ten aanzien van zijn dochter ontkend dat er orale seks en geslachtsgemeenschap hebben plaatsgevonden.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en zich gerefereerd met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de periode zoals tenlastegelegd slechts voor een korte periode bewezenverklaard kan worden.
Op specifieke verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feiten 1 en 2
[naam vader slachtoffer 1] heeft namens zijn dochter [slachtoffer 1] op 12 maart 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik van zijn dochter door haar opa, zijnde de verdachte. Op 10 maart 2021 zat [naam vader slachtoffer 1] samen met [slachtoffer 1] op de bank en had hij zijn mobiele telefoon in zijn hand. De mobiele telefoon speelde - per ongeluk - een pornofilm af. Hoewel hij de film snel afzette, vertelde [slachtoffer 1] hem dat zij wel wist wat voor filmpje dat was, omdat zij dat soort filmpjes ook met opa keek. Verder vertelde [slachtoffer 1] dat opa dan aan haar been en aan haar vagina (
noemt die tuttie of blote poenie) zat, zowel over als onder haar kleding. Zij mocht dit geheim niet verder vertellen van opa, omdat opa haar had verteld dat hij anders naar de gevangenis zou moeten. [2]
[slachtoffer 1] heeft op 12 maart 2021 een verklaring afgelegd in een kindvriendelijke studio, nu zij ten tijde van het verhoor acht jaren oud was. In dit studioverhoor heeft zij verklaard dat zij regelmatig logeerde bij haar opa en oma in Den Haag. Zij sliep op een matras naast het bed van opa en oma. Terwijl oma beneden tv keek, lag opa op bed en lag [slachtoffer 1] op haar matras. Vervolgens zat opa met zijn hand aan haar vagina, zowel over haar kleding als onder haar kleding en zowel wanneer zij wakker was, als wanneer zij sliep. Opa wreef met zijn hand heen en weer over en tussen haar vagina en hield soms zijn andere hand voor haar ogen of mond. Soms deed het pijn omdat opa een scherpe nagel of een velletje aan zijn vinger had. [slachtoffer 1] gaf hem dan een tikje, maar opa ging dan toch verder. Dit gebeurde elke keer als zij logeerde bij opa en oma. Verder verklaarde zij dat oma hen eens heeft betrapt. [slachtoffer 1] lag op dat moment te slapen en opa had haar pyjama- en onderbroek uit gedaan. Oma kwam de kamer binnen en werd boos op opa, sloeg hem, zei dat als zij een pistool had ze hem dood schoot, als ze een mes had ze hem dood had gemaakt en nam [slachtoffer 1] mee naar beneden. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat opa tegen haar heeft gezegd dat ze maar niets moest vertellen omdat hij anders naar de gevangenis zou moeten. [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft aangeraakt bij haar bovenbenen en haar vagina, zowel onder als boven haar kleding en zowel wanneer zij wakker was als wanneer zij sliep. Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij met zijn vingers tussen de vagina van [slachtoffer 1] is geweest. De verdachte heeft ter terechtzitting echter ontkend dat hij [slachtoffer 1] in haar vagina of tussen haar schaamlippen heeft aangeraakt.
Het dossier bevat verder geen getuigenverklaringen die betrekking hebben op door de verdachte gepleegde ontuchtige handelingen die (mede) hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De verklaring van [slachtoffer 1] staat voor dat onderdeel recht tegenover die van de verdachte. Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt echter dat in zedenzaken, indien de verklaring van de aangever als betrouwbaar kan worden aangemerkt, het voldoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, waarbij geldt dat een geringe mate van steunbewijs voldoende kan zijn om tot een bewezenverklaring te komen. Voornoemd steunbewijs mag daarbij niet uit dezelfde bron komen. Tot slot is niet vereist dat het steunbewijs direct betrekking heeft op de ten laste gelegde seksuele handelingen, maar kan dit bijvoorbeeld betrekking hebben op specifieke omstandigheden of de concrete context waarbinnen seksuele handelingen zouden hebben plaatsgevonden.
In deze zaak moet de rechtbank aldus beoordelen of de verklaring van [slachtoffer 1] als betrouwbaar kan worden aangemerkt en vervolgens of deze voldoende wordt ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid van verklaring [slachtoffer 1]
heeft tegen haar vader en tijdens het kindvriendelijke studioverhoor verklaard welke seksuele handelingen de verdachte bij haar heeft verricht. Zij heeft specifiek verklaard waar op haar lichaam, de manier waarop en over de context waarbinnen deze seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van [slachtoffer 1] zoals afgelegd tegenover de politie overeenkomen met wat zij aan haar vader heeft verteld en dat zij gedetailleerd, uitgebreid en leeftijdsgetrouw heeft verklaard. Bovendien ziet de rechtbank in de verklaring van de verdachte, namelijk dat hij [slachtoffer 1] heeft aangeraakt bij haar vagina, aanleiding om aan te nemen dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en op waarheid berust. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten in het dossier, hetgeen overigens ook niet gemotiveerd is aangevoerd, om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 1] .
Steunbewijs
De rechtbank ziet steunbewijs in de verklaring van [naam 2] , de vrouw van de verdachte en tevens oma van [slachtoffer 1] . Zij heeft op 19 maart 2021 bij de politie als getuige een verklaring afgelegd en onder meer verklaard dat [slachtoffer 1] sinds anderhalf tot twee jaar regelmatig bij hen logeert. Ook verklaarde zij dat zij beneden was in de woning terwijl de verdachte met [slachtoffer 1] boven in de slaapkamer was. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij de verdachte heeft betrapt op het kijken van pornografische afbeeldingen en/of filmpjes op zijn mobiele telefoon, terwijl [slachtoffer 1] meekeek en dat zij boos is geworden op de verdachte, hem een klap heeft gegeven en [slachtoffer 1] op dat moment mee heeft genomen naar beneden. Ook heeft zij verklaard dat ze tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat oma niet had mogen zeggen dat oma opa zou doodschieten. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij eenmaal is betrapt door zijn vrouw en dat hij denkt dat dit de keer was dat hij in het bijzijn van [slachtoffer 1] pornografisch beeldmateriaal op zijn mobiele telefoon bekeek. Over dit specifieke moment verklaarde hij dat [slachtoffer 1] op zijn verzoek haar pyjama- en onderbroek uit had gedaan.
De verdachte heeft ook verklaard – in lijn met de verklaring van [slachtoffer 1] – dat hij tegen haar heeft gezegd dat zij niets mocht zeggen tegen haar ouders, omdat hij anders naar de gevangenis zou moeten.
De rechtbank acht voornoemde verklaringen op bepaalde punten voldoende redengevend als steunbewijs voor de betrouwbare verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende dat de verdachte met zijn vingers [slachtoffer 1] over en tussen haar vagina heeft betast en dat dit meermalen over een periode van twee jaar heeft plaatsgevonden.
Juridische kwalificatie
Volgens vaste jurisprudentie omvat seksueel binnendringen van het lichaam ieder binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking. De rechtbank overweegt dat ogenschijnlijk minder ernstige vormen van binnendringen van het lichaam met een seksuele strekking als even kwetsend en ingrijpend kunnen zijn als gedwongen geslachtsgemeenschap. Juist in het geval van het onder 1 ten laste gelegde feit van artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht staat de bescherming van zeer jeugdigen tegen ernstige seksuele handelingen die een forse inbreuk opleveren op de (seksuele) integriteit van het lichaam voorop. Het wrijven tussen de schaamlippen – hetgeen [slachtoffer 1] kennelijk heeft bedoeld met het wrijven over en tussen haar vagina – geldt dan ook als het seksueel binnendringen van het lichaam.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte door met zijn vingers niet alleen over de vagina maar ook tussen de schaamlippen van [slachtoffer 1] te wrijven het lichaam van zijn kleindochter seksueel is binnengedrongen. Dit betekent dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, over een periode van twee jaren.
Ten aanzien van feiten 3 en 4
[slachtoffer 2] heeft op 12 maart 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader, de verdachte, en onder meer het volgende verklaard. Toen zij 7 á 8 jaren oud was, kwam haar vader geregeld bij haar in bed liggen en streelde hij haar benen en over haar onderbroek. Vervolgens ging hij een stapje verder en ging hij met zijn hand in haar onderbroek en streelde hij haar vagina. Hij wreef zijn vingers heen en weer over haar clitoris en ging uiteindelijk met zijn vingers in haar vagina. Daarna moest zij zijn penis aanraken, hij pakte haar hand en deed deze om zijn penis en liet haar zien wat zij moest doen, hij bewoog haar hand heen en weer. Ook vond over en weer orale seks plaats. [slachtoffer 2] verklaarde dat het seksuele contact gaandeweg steeds een stapje verder ging. Tijdens kluswerkzaamheden op de boot van haar vader vond uiteindelijk geslachtsgemeenschap plaats. Dit vond plaats vanaf haar 11e en tot haar 13e. [5]
De verdachte heeft zowel ter terechtzitting als bij de politie verklaard dat hij zijn dochter toen zij 8 á 9 jaren oud was met enige regelmaat bij haar vagina heeft betast. [6] Hij betastte haar zowel over als onder de kleding en zowel over als in haar vagina. Dit vond plaats in haar bed. Hij heeft ontkend overige en verdergaande seksuele handelingen met zijn dochter te hebben gepleegd, zoals orale seks en penetratie met zijn geslachtsdeel. Ter terechtzitting heeft de verdachte verder verklaard dat [slachtoffer 2] haar verklaring omtrent seksueel misbruik sterk heeft overdreven, aangedikt en verzonnen waarschijnlijk uit wraakgevoelens jegens de verdachte vanwege de ontuchtige handelingen van de verdachte jegens [slachtoffer 1] , haar dochter.
De verklaring van de verdachte wat betreft verregaande seksuele handelingen zoals orale seks en geslachtsgemeenschap staat hiermee lijnrecht tegenover de verklaring van [slachtoffer 2] . Net als bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, bevat het dossier met betrekking tot deze seksuele handelingen geen getuigenverklaringen. Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten is aldus ook de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] en al dan niet aanwezigheid van enig steunbewijs voor die verklaring van belang voor een bewezenverklaring.
Betrouwbaarheid verklaring
[slachtoffer 2] heeft gedetailleerd en authentiek verklaard over de seksuele handelingen die de verdachte bij haar zou hebben gepleegd. Daarnaast heeft zij - nog voordat zij wist van het misbruik van [slachtoffer 1] en hiervan aangifte was gedaan - tegenover anderen verklaard over seksuele handelingen die de verdachte bij haar zou hebben gepleegd. Dit blijkt immers uit de verklaringen van eerdergenoemde [naam vader slachtoffer 1] , de vader van [slachtoffer 1] , en uit de verklaring van [naam 1] , een vriendin van [slachtoffer 2] . Beiden hebben verklaard dat [slachtoffer 2] aan hen heeft verteld dat zij in haar jeugd orale seks en geslachtsgemeenschap met de verdachte heeft gehad. Dit komt overeen met wat [slachtoffer 2] in haar aangifte heeft verklaard omtrent de seksuele handelingen, hetgeen betekent dat zij consequent heeft verklaard. Dat [slachtoffer 2] in haar aangifte seksuele handelingen die verder gaan dan het enkel betasten van de vagina zou hebben verzonnen en/of aangedikt, ingegeven door de aangifte van seksueel misbruik van haar dochter [slachtoffer 1] , zoals de verdachte heeft beweerd, wordt hiermee aldus weersproken. Bovendien ziet de rechtbank in de verklaring van de verdachte, namelijk dat hij zijn dochter [slachtoffer 2] heeft betast bij en in haar vagina, aanleiding om aan te nemen dat haar verklaring betrouwbaar is en op waarheid berust.
Steunbewijs
Ook ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten ziet de rechtbank steunbewijs in de verklaring van [naam 2] . [7] Zij heeft verklaard dat de verdachte, toen [slachtoffer 2] nog klein was, vaak bij haar in bed kwam liggen en dat [slachtoffer 2] op enig moment in het jaar 2000 of 2001 heeft verteld dat haar vader aan haar had gezeten, hetgeen de verdachte destijds bevestigde. Ook verklaarde [naam 2] dat de verdachte in het verleden een boot heeft gehad, die hij aan het verbouwen was. Voorts ziet de rechtbank steunbewijs in de hiervoor genoemde verklaringen van [naam vader slachtoffer 1] [8] en [naam 1] [9] omtrent het misbruik dat zou hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [slachtoffer 2] .
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de betrouwbaar geachte verklaring van [slachtoffer 2] in voldoende mate wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen. Het behoeft verder geen betoog dat de genoemde seksuele handelingen waarover [slachtoffer 2] aangifte heeft gedaan, (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Dit betekent dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 11 maart 2019 tot en met 11 maart 2021 te 's-Gravenhage, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die die [slachtoffer 1] , te weten het (telkens) meermalen duwen/brengen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) tussen de vagina/schaamlippen van die [slachtoffer 1] ;
2
hij in de periode van 11 maart 2019 tot en met 11 maar 2021 te 's-Gravenhage, met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (telkens) meermalen
- betasten van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- betasten van de benen van die [slachtoffer 1] ;
3
hij in de periode van 24 april 1997 tot en met 23 april 2000 in Nederland, met zijn dochter [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1988, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen (telkens)
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of gehouden en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt en/of betast en/of gestreeld en/of gekust en/of
- de benen van die [slachtoffer 2] gestreeld;
4
hij in de periode van 24 april 2000 tot en met 23 april 2002 in Nederland met zijn dochter [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum 3] 1988, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte meermalen (telkens)
- zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) en/of tong in de vagina van die [slachtoffer 2] gebracht en/of gehouden en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2] gebracht en/of
- zich door die [slachtoffer 2] laten aftrekken en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] gelikt en/of betast en/of gestreeld en/of gekust en/of
- de benen van die [slachtoffer 2] gestreeld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, inhoudende een meldplicht, behandelverplichting, contactverbod en het vermijden van contact met minderjarigen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De raadsman heeft zich niet uitgelaten wat betreft de hoogte van een op te leggen straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft over verschillende periodes zijn dochter en kleindochter seksueel misbruikt. Wat opvalt zijn de overeenkomsten tussen de door de verdachte gepleegde seksuele handelingen ten aanzien van zijn dochter en kleindochter. Zowel bij zijn dochter als bij zijn kleindochter was sprake van een opbouwende fase door bij ze in bed te gaan liggen, hetgeen uiteindelijk resulteerde in het betasten over en onder de kleding en over de vagina. Bij zijn dochter ging de verdachte zelfs nog een stap verder in het bevredigen van zijn seksuele behoeftes. Hij heeft orale seks en geslachtsgemeenschap met haar gehad toen zij 11 tot 13 jaren oud was. Dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter, zijnde de dochter van verdachtes dochter met wie hij ook ontuchtige handelingen heeft gepleegd, maakt dat sprake is van generatieoverstijgend seksueel misbruik. De rechtbank acht dit gedrag uitermate verwerpelijk en schadelijk. De verdachte heeft hiermee op grove wijze misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie van zijn dochter en kleindochter die bij hem als familielid juist in een veilige omgeving zouden moeten verkeren. Al temeer kwalijk is het feit dat het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden in de woning van de verdachte en dat hij druk uitoefende op zijn kleindochter om het geheim te houden, door haar te vertellen dat hij anders naar de gevangenis zou moeten. Door deze handelswijze miskent hij enig oog te hebben gehad voor de nadelige gevolgen van zijn handelen voor zijn dochter en kleindochter. Geconfronteerd met dit leed, verklaarde de verdachte dat de ontuchtige handelingen ten opzichte van zijn dochter lang geleden hebben plaatsgevonden, binnen de familie zijn uitgesproken en ‘vergeten en vergeven’ zouden zijn, dat hij ook heel veel voor zijn dochter en ex- schoonzoon heeft gedaan en dat hij zelf grote zorgen in zijn leven heeft ervaren. Deze verklaringen bevestigen naar het oordeel van de rechtbank zijn gebrek aan inzicht en probleembesef.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 juni 2021, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor zedenmisdrijven.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het ten aanzien van de verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van J.P.M. van der Leeuw (psycholoog) van 27 mei 2021. In dit rapport wordt geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een zwakke intelligentie, onverwerkte seksuele traumatisering en een kwetsbare persoonlijkheidstoerusting. Hierdoor heeft zich een gedeformeerde seksuele beleving ontwikkeld die ten grondslag heeft gelegen aan het door de verdachte begane seksueel grensoverschrijdend gedrag. De ten laste gelegde feiten kunnen de verdachte dan ook in verminderde mate worden toegerekend. Hoewel sprake is van een laag tot matig recidiverisico, adviseert de psycholoog de verdachte ambulant te laten behandelen bij een forensische psychiatrische polikliniek, bestaande uit therapie voor zijn kwetsbaarheid voortkomend uit de persoonlijkheidsstructuur en onverwerkte seksuele traumata.
De rechtbank volgt de deskundige in zijn conclusie en legt die ten grondslag aan haar oordeel. De verdachte wordt derhalve verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank heeft ten slotte acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 9 juli 2021. De reclassering schat het risico op recidive in als laag en adviseert, mede gelet op de inhoud van voornoemd Pro Justitia rapport, een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod met kleindochter en dochter, alsmede het vermijden van contact met minderjarigen op te leggen. De reclassering merkt daarbij op dat de verdachte zijn gedrag lijkt te externaliseren en het verschrikkelijk voor zichzelf vindt, zonder zich daarbij uit te spreken over mogelijke nadelige gevolgen voor zijn dochter en kleindochter. De reclassering merkt voorts op dat de verdachte open staat voor behandeling, maar dat, omdat hij hierin sociaal wenselijk en vermijdend over komt, een justitieel kader aangewezen is om de verdachte voor langere periode te motiveren om deel te nemen aan de behandeling. De forensische zorg legt ook meer de nadruk op het delictgedrag, waardoor de verdachte zich minder goed kan verschuilen achter andere problemen in zijn leven.
Ten aanzien van een op te leggen straf stelt de rechtbank voorop dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere of lichtere strafmodaliteit dan gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de straffen die in min of meer soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank heeft in strafverminderende zin rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de lange en verschillende periodes waarin het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden, dat sprake is van seksueel misbruik van zijn dochter én kleindochter, en dat de verdachte, vooral wat betreft zijn dochter, steeds verder is gegaan met zijn ontuchtige handelingen, uiteindelijk resulterend in geslachtsgemeenschap. Tot slot weegt de rechtbank nog in negatieve zin mee dat de verdachte zichzelf als voornaamste slachtoffer lijkt te zien en nauwelijks inzicht lijkt te hebben in de gevolgen van zijn handelen voor zijn dochter en kleindochter.
Ondanks dat het recidiverisico volgens de reclassering als laag en volgens de psycholoog als laag tot matig wordt ingeschat, acht de rechtbank het noodzakelijk aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Uit de bewezenverklaarde feiten blijkt immers dat de geschiedenis zich heeft herhaald, zonder enig houvast dat dit niet nog eens zal kunnen gebeuren.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vorderingen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces.
[slachtoffer 1] vordert schadevergoeding van € 5.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van een maatregel tot schadevergoeding.
[slachtoffer 2] vordert schadevergoeding van € 15.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van een maatregel tot schadevergoeding.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van beide vorderingen tot schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van een maatregel tot schadevergoeding.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht – gelet op zijn standpunt tot vrijspraak – de vorderingen tot schadevergoeding af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de toe te wijzen bedragen te matigen. Tot slot stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet is vast te stellen op welk specifiek moment de immateriële schade is ontstaan en derhalve de vorderingen niet kunnen worden vermeerderd met de wettelijke rente.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten en dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten. Het bestaan van geestelijk letsel bij de benadeelde partijen is niet naar objectieve maatstaven vastgesteld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen – mede gelet op de jonge leeftijd van de benadeelde partijen ten tijde van de bewezen verklaarde feiten – in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel bij de benadeelde partijen kan worden aangenomen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793 r.o. 2.4.5). De rechtbank stelt vast dat door het handelen van de verdachte bij de benadeelde partijen sprake is van geestelijk letsel, dat voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is van oordeel dat beide vorderingen in zijn geheel voor toewijzing vatbaar zijn. De rechtbank betrekt hierbij de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, zoals de lange duur en de verschillende periodes van de ontuchtige handelingen en dat de ontuchtige handelingen door de opa c.q. vader van de benadeelde partijen zijn gepleegd.
Ten aanzien van de wettelijke rente is de rechtbank van oordeel dat deze kan worden toegewezen vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en dat dit, in het geval van ontuchtige handelingen over een langere periode, kan worden vastgesteld vanaf de einddatum van de bewezenverklaring. Dit betekent dat de toegewezen vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 maart 2021 en dat de toegewezen vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 april 2002.
Omdat vaststaat dat de verdachte tot de hiervoor genoemde toegewezen bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de desbetreffende slachtoffers. Het totale bedrag van de toegewezen vorderingen in het kader van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel bedraagt € 20.000,--. De rechtbank bepaalt de daaraan gekoppelde gijzeling in het kader van artikel 24c Sr op 135 dagen.
Tot slot heeft de raadsman van de benadeelde partijen verzocht de verdachte te veroordelen in de kosten van het geding en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging. Deze kosten kunnen worden begroot aan de hand van het Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven. De rechtbank overweegt dat de vorderingen van de benadeelde partijen het bedrag van € 25.000,-- niet overstijgen en dat daarmee het Liquidatietarief Kanton gehanteerd dient te worden ter begroting inzake een kostenveroordeling.
Nu in deze zaak vonnis zal worden gewezen op basis van een dagvaarding en mondelinge behandeling van de zaak, zal de rechtbank per vordering twee punten toekennen. Voor de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] (hoofdsom € 5.000,--) komt dit conform het Liquidatietarief Kanton neer op € 249,-- per punt en voor de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] (hoofdsom € 15.000,--) komt dit neer op € 373,-- per punt. Dit betekent dat voor beide vorderingen de kosten van het geding en de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging in totaal worden begroot op € 1.244,-- en dat de verdachte wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 244, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
12 (twaalf) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Forensisch Zorg Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met na te noemen personen, zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2013;
[slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1988;
- de veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. De veroordeelde vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt betrokkene dat gezaghebbende ouder(s) hierbij aanwezig is/zijn;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
de vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1] een bedrag van € 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, ten aanzien van [slachtoffer 1] begroot op € 498,00 en ten behoeve van de ten uitvoerlegging nog te maken kosten;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 11 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 1] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2] een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 april 2002 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, ten aanzien van [slachtoffer 2] begroot op € 746,00 en ten behoeve van de ten uitvoerlegging nog te maken kosten;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 april 2002 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt – onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 135 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.C. Bannink, voorzitter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
mr. A.J. van der Ven, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Siebrand, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 augustus 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2021069612, van de politie eenheid Den Haag, Team Zeden district, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 tot en met 189).
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 39 tot en met 48.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 53 en 54 en 129 tot en met 153.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 163 tot en met 171.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 114 tot en met 124.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 184 tot en met 189.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 163 tot en met 171.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 39 tot en met 48.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 154 tot en met 163.