1.3.Op 28 oktober 2019 heeft eiseres onderhavige aanvraag ingediend.
Besluitvorming verweerder
2. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, afgewezen, omdat het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRMniet slaagt. Hiertoe acht verweerder van belang dat eiseres haar identiteit nog steeds niet heeft aangetoond. Ook zijn er geen objectieve belemmeringen om het gezinsleven van eiseres en referent in Nigeria uit te oefenen. Eiseres heeft niet onderbouwd dat referent voor zijn kinderen in Nederland zorgt. Ook het feit dat referent sinds 2009 bij dezelfde werkgever werkzaam is, maakt niet dat sprake is van objectieve belemmeringen. Daarnaast komt eiseres ook niet in aanmerking voor vrijstelling van het mvv-vereiste vanwege haar privéleven. Het enkele feit dat zij zeventien jaar in Nederland verblijft, is niet voldoende om beschermenswaardig privéleven aan te nemen. Verweerder heeft eiseres daarom niet vrijgesteld van het vereiste dat zij moet beschikken over een mvv. Verder is niet gebleken van een bijzondere individuele situatie voor de toepassing van de hardheidsclausule. Omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning, wordt het inreisverbod niet opgeheven, aldus verweerder.
3. Eiseres voert aan dat zij wel degelijk haar identiteit heeft aangetoond. Eiseres heeft een geldig Nigeriaans paspoort en de juistheid is door de Nigeriaanse Ambassade bevestigd. Het is nog steeds onduidelijk waarom is getwijfeld aan de juistheid van de identiteit van eiseres. Zij staat zeer lang bekend onder deze identiteit. Dit blijkt ook uit de overgelegde publicatie van het overlijden van haar vader in 1989. Verder voert eiseres aan dat zij al jaren in Nederland woont met haar partner. De partner heeft in Nederland drie kinderen die hij regelmatig ziet en hij is sinds 2009 bij dezelfde werkgever in dienst. Hierom kan niet van de partner gevraagd worden Nederland te verlaten en zich met eiseres in Nigeria te vestigen. Ook voert eiseres aan dat ten onrechte wordt gesteld dat haar lange verblijf in Nederland onvoldoende zou zijn om privéleven aan te nemen.
4. Voor het gehanteerde juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
5. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser betoogt dat het paspoort ziet op de identiteit en nationaliteit van de persoon van wie het paspoort is. Nigeria gaat in dit geval over de afgifte van het paspoort. Het paspoort van eiseres is echt bevonden en de Nederlandse overheid heeft daar dan verder niets van te vinden, volgens eiseres. De rechtbank overweegt hiertoe dat de Nederlandse overheid inderdaad niet gaat over het afgeven van een paspoort door een andere staat. De Nederlandse overheid kan wel twijfelen aan de identiteit van de persoon van wie het paspoort is. De Nederlandse overheid heeft er namelijk belang bij dat de persoon is wie hij stelt te zijn, zodat zij niet meewerken aan identiteitsfraude en bijvoorbeeld een verblijfsvergunning aan oorlogsmisdadigers geven omdat ze van de verkeerde identiteit uitgaan. De beroepsgrond van eiseres slaagt dus niet.
6. De vraag die voorligt is of eiseres haar identiteit heeft aangetoond. In de vorige uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 19 oktober 2018 is door de rechtbank geoordeeld dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de aanvraag zou zijn afgewezen, wanneer ten tijde van de behandeling van de aanvraag bekend was geweest dat de overgelegde stukken die ten grondslag liggen aan het vaststellen van de identiteit van eiseres niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Omdat er twijfel bestaat over de echtheid van de stukken op grond waarvan het paspoort is opgesteld, kan de identiteit van eiseres niet worden vastgesteld aan de hand van dat paspoort. Deze uitspraak staat in rechte vast. Dit betekent dat eiseres moet aantonen dat het nieuwe paspoort dat zij heeft overgelegd, is opgemaakt aan de hand van andere stukken dan op grond van de stukken die aan haar eerdere paspoort ten grondslag lagen. Hiervan is niet gebleken. Zij heeft hierdoor nog altijd haar identiteit niet aannemelijk gemaakt. De overige stukken die eiseres heeft overgelegd, kunnen de twijfel over haar identiteit niet wegnemen. Bovendien heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze stukken tegenstrijdig zijn met eerdere verklaringen van eiseres. Zo staat in de ‘Statutory Declaration of Age’ van 1 april 2011 dat deze is ondertekend door de vader van eiseres, terwijl haar vader al in 1989 overleden is. Verder heeft eiseres stukken overgelegd waaruit de aankoop van onroerend goed op 17 mei 2010 in Nigeria zou moeten volgen, terwijl zij volgens haar eigen verklaring destijds in Nederland verbleef. De aanvullende verklaring van eiseres dat zij onroerend goed heeft verkregen uit een erfenis, is verder niet onderbouwd. De rechtbank is dan ook met verweerder van oordeel dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar identiteit vaststaat.
7. Verder is de rechtbank met verweerder van oordeel dat geen sprake is van inmenging in het gezinsleven in strijd met artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft in beroep niet toegelicht wat er mis is met de motivering van verweerder in het bestreden besluit ten aanzien van dit punt. Bovendien heeft eiseres geen stukken overgelegd waaruit volgt dat er objectieve belemmeringen zijn om het gezinsleven met referent in Nigeria voort te zetten. Dit geldt ook voor het privéleven van eiseres in Nederland. Eiseres heeft in beroep ook ten aanzien van dit punt niet toegelicht wat er mis is met de motivering van verweerder in het bestreden besluit. Daarnaast heeft eiseres haar gestelde band met Nederland niet met stukken onderbouwd. De beroepsgrond slaagt evenmin.
8. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
9. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
10. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.